In het laatste kwartaal van 1992 heeft de gemeente Breda een opgraving uitgevoerd op het KMA terrein, aan de achterzijde van het hoofdgebouw. Aanleiding voor dit onderzoek was een geplande herinrichting van het terrein ten westen van het kasteel en de mogelijke bouw van een deels ondergrondse keuken. Het kasteel van Breda is van grote invloed geweest op de ontwikkeling van de stad. Breda is waarschijnlijk nabij de oudste voorganger van het huidig kasteel ontstaan en beide hebben elkaar steeds in hun ontwikkeling beïnvloed.
Opgraving KMA - kasteel / kapel 1992
Ontstaan in de veertiende eeuw
Pas in het midden van de veertiende eeuw komen we stilaan iets te weten over het kasteel. Volgens de bronnen bouwt Jan II van Polanen tussen 1350 en 1360 een volledig nieuwe versterking ''met vier torens volgens oude traditie'' (van Goor). Het laatste onderdeel van dit kasteel, namelijk de zgn Polanentoren, ook wel Denentoren genoemd, blijft tot in de negentiende eeuw staan en wordt pas bij de laatste westelijke uitbreiding van het kasteel gesloopt. Vanaf de tweede helft van de vijftiende eeuw, te beginnen met Jan IV, wordt de oude burcht van Jan van Polanen steeds meer uitgebreid en verbouwd totdat Hendrik III uiteindelijk in 1531 de start geeft van de bouw van het Renaissancepaleis. Pas onder Willem III wordt het paleis voltooid.
Het natuurlijke milieu
Het opgravingsterrein ligt op de bedding van de Mark, de oever ligt halverwege het huidige kasteel. De situatie geldt ook voor de stad. Hier is vastgesteld dat men reeds in de twaalfde eeuw de oeverzone heeft ontgonnen en gedurende de dertiende eeuw land heeft gewonnen. Iets dergelijks moet ook voor het kasteel gebeurd zijn. Dit is nog niet duidelijk. Typische terreinkeuze voor de kastelen uit de elfde tot dertiende eeuw.
Een onbekende bouwfase
Van de oudste bouwfase is weinig teruggevonden. Resten van een grote, zware toren en enkele muur en een loopniveau zijn de enige sporen van de oudste fase. Deze eerste bakstenen toren of burcht dateert uit de eerste helft van de veertiende eeuw. Vondsten ouder dan de veertiende eeuw zijn niet teruggevonden. Tijdens de opgraving zijn geen resten van de oudste twaalfde eeuwse (houten?) burcht of bewoningssporen ervan teruggevonden. Dit betekent waarschijnlijk dat de oudste burcht een flink eind verwijderd van de opgravingslocatie heeft gelegen. Anderzijds wijst dit er ook op dat de oudste bouwfase die bij de opgraving is teruggevonden, in feite een nieuwe start was. De bouw van dit nieuwe kasteel kan gedateerd worden in de eerste helft van de veertiende eeuw, mogelijk zelfs in de periode tussen 1325 en 1350. De bouwer van dit kasteel is waarschijnlijk de Hertog van Brabant die een korte periode de macht in Breda had. Een relatie met de bouw van de stadsmuur vanaf 1332 lijkt voor de hand te liggen. Wat Willem van Duvenvoorde, die omstreeks 1339 het gebruiksrecht van Breda van de hertog van Brabant kreeg met deze toren of burcht deed is onbekend. Na zijn dood ging het belangrijkste deel van zijn bezittingen, waaronder Breda over in de handen van zijn neef Jan van Polanen.
Het Polanenkasteel
Jan van Polanen (her)bouwde tussen 1350 en 1360 het kasteel van Breda. Net als zijn voorganger stond dit kasteel in de Mark. Tijdens de opgraving werd een groot deel van de noordwestzijde van dit kasteel onderzocht. Precies op de fundering van de oude toren wordt een nieuwe zware hoektoren gebouwd. Ten noorden van deze toren lag een rechthoekig woonvertrek waar de resten van verschillende, boven op elkaar liggende haarden zijn aangetroffen. De bekende Polanentoren, het laatste zichtbare overblijfsel lag buiten de opgraving. Gelukkig hebben we over deze toren toch informatie via oude tekeningen en opmetingen die verricht zijn tijdens de bouwwerkzaamheden in 1827/28. Ten oosten van de hoektoren en de residentieruimte werd een groot deel van een kasteelvleugel teruggevonden. Deze vleugel die nog verder doorloopt onder de grote zaal van het huidige kasteel is 11.80 meter breed en minstens 15 meter lang. Een heleboel details van het zaalgebouw waren goed bewaard gebleven. Tegen de korte westmuur van de zaal werd een grote ronde oven aangetroffen. Daaromheen lagen resten van een bakstenen vloer. In de zuidmuur was het onderste gedeelte van een deuropening bewaard gebleven die waarschijnlijk uitkwam op de binnenplaats. De zaal bezat in de as de fundering van een kolom.
Wat stond er in de krant?
Een grootschalige renovatie
In de tweede helft van de vijftiende eeuw worden op verschillende plaatsen kleine tot grote verbouwingen uitgevoerd. Wellicht dat een aantal van deze verbouwingen in verband gebracht worden met een bouwcampagne onder Jan van Nassau IV omstreeks 1462. In de grote zaal werd de grote, ronde oven gedeeltelijk afgebroken en in de plaats daarvan werd een grote haardvloer aangelegd. De zware westelijke hoektoren wordt gedeeltelijk opnieuw opgetrokken. Gelijk hiermee wordt een grote stortkoker tegen de hoektoren gebouwd en wordt de buitenkant van de buitenmuur van de zaal gerepareerd. In deze stortkoker. mogelijk vanuit de keuken zijn talloze vondsten gedaan uit het midden van de zestiende eeuw Opvallend bij beide verbouwingen was dat de onderkant van de muur - het gedeelte dat in het water stond, geheel of gedeeltelijk uit natuursteen is opgetrokken. De noordmuur vertoont aan de buitenzijde reparaties.
Het Renaissancekasteel
De bouwactiviteiten van Jan van Nassau IV worden onder Engelbrecht II en Hendrik III voortgezet en resulteren onder Hendrik III uiteindelijk in de bouw van het Renaissance kasteel. Tijdens de opgraving werd de nieuwe kapel van het kasteel volledig vrijgelegd. Deze kapel werd samen met de grote zaal van het kasteel in één keer gebouwd. Voor de bouw van de grote zaal en de kapel wordt de volledige oostzijde van het oude kasteel gesloopt. Het zaalgebouw binnen de opgraving wordt grotendeels gesloopt en verder volgestort met puin. Alleen de westvleugel met de beide torens en de middenzaal staat nu nog overeind en blijft als bijgebouw, mogelijk keuken in gebruik. Een deel van het slooppuin wordt later gebruikt om het ondiepe deel van de Mark rond de nieuwe kapel aan te plempen. Mogelijk dat in deze eerste bouwfase of kort nadien ook de beroemde ''oogtegelvloer''wordt aangelegd
Tegen de opgegraven kasteeltoren is in de 15e eeuw een stortkoker gebouwd. Vanuit de verdieping kon het afval dan in de gracht geloosd worden. Deze stortkoker functioneerde niet meer nadat de gracht was gedempt ten behoeve van de bouw van de kapel, ca. 1540, maar was nog wel in gebruik. Het gevolg was dat afval over het terrein uitwaaierde en dat tenslotte het afval zich in de koker ophoopte. Dit was de situatie die de archeologen aantroffen. Eigenlijk een bovengrondse beerput die rond het midden van de 16e eeuw verstopt geraakt is.
De vondsten
De inhoud van de stortkoker was bijzonder. Niet zozeer door de grote hoeveelheid keukengoed, maar door enorme hoeveelheid botmateriaal die bij het zeven tevoorschijn kwam. Daarbij typisch wild en gevogelte dat een kasteelheer zich kon veroorloven. Zie verder de download aan de rechterzijde.
Bij het vergroten van de werkput werd een skelet aangetroffen, relatief ondiep begraven. Vermoedelijk is het een begraving uit de tijd dat één van de bijgebouwen van het kasteel als militair hospitaal diende .