Inhuldiging, 1539
Volgens Van Goor werd René van Chalon in Breda ingehuldigd als heer van stad en land op 23 januari 1539. De originele oorkonde is blijkbaar verloren gegaan. René van Chalon was vanaf 1540 stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht en vanaf 1543 ook van Gelre en Zutphen. Hij huwde op 20 augustus 1540 in Bar-le-Duc (tegenwoordig gelegen in Frankrijk) met Anna van Lotharingen (1522–1568). Zij kregen een dochtertje, Maria, dat slechts drie weken oud werd en werd bijgezet in de grafkelder onder het praalgraf van Engelbrecht II van Nassau in de Grote Kerk. Verder bleef het huwelijk kinderloos. Hij kreeg bij een onbekende vrouw een bastaardzoon genaamd Palamedes van Chalon.
Kasteel en kapel
René van Chalon heeft na de dood van Hendrik III opdracht gegeven om het Renaissance paleis af te bouwen. Vermoedelijk in een beperktere opzet dan dat Hendrik voor ogen had. In 1539 geeft hij opdracht om de paleiskapel te bouwen aan de westzijde van het kasteel. Dit was juist de plaats waar Hendrik nog een westvleugel van het kasteel voor ogen had.
Gesneuveld, 1544
René van Chalon sneuvelde op vijfentwintigjarige leeftijd in dienst van keizer Karel V bij het beleg van Saint-Dizier in Noord-Frankrijk op 18 juli 1544. Vlak voor zijn dood had hij een testament gemaakt waarbij hij zijn neef Willem van Nassau (later Willem van Oranje genoemd) aanwees als zijn opvolger. Hij werd bijgezet in de grafkelder onder het renaissance grafmonument voor Engelbrecht II in de Prinsenkapel. Zijn hart werd begraven in Bar-le-Duc. Voor dit hart werd een grafmonument opgericht, dat zich nog steeds bevindt in de in de kerk van St. Etienne en tamelijk beroemd is.
De grafkelder werd geopend in 1937. Het skelet van René van Chalon lag in een loden kist. Van het twee meter lange lichaam was het sleutelbeen verbrijzeld en ook de beenderen daaromheen waren zwaar beschadigd. Op de kist stond een loden trommel met daarin de stoffelijke resten van Maria, de in de wieg gestorven dochter van René van Chalon en Anna van Lotharingen. De stoffelijke resten werden in nieuwe bronzen kisten gelegd en de grafkelder werd weer afgesloten met een sluitsteen.. De grafsteen werd aangebracht op 14 september 1938.
Reinierstraat, 1914
Op 2 mei 1914 besloot de gemeenteraad in de volksbuurt De Gampel de Reinierstraat zijn naam te geven. Later kreeg ook het Oranje-Nassauplein zijn naam en werd het thema van deze wijk de opvolging van de Polanens, de Nassaus, de Oranjes en de huidige koningen.
Literatuur
Lucien Braye, René de Chalon et le Mausolée du Cœur (Bar-Le-Duc, 1924).
Marie-Ange Delen, Het hof van Willem van Oranje (Amsterdam, 2001).
Thomas Ernst van Goor, Beschryving van stadt en lande van Breda (’s-Gravenhage, 1744).
D.C.J. Mijnssen, ‘René van Chalon’, in Jaarboek de Oranjeboom IV (1951).
Gerard Otten, ‘De Nassaustraatnamen in Breda, een verkenning’, in Engelbrecht van Nassau, jaargang 2010, nummer 4.
Gerard Otten, ‘De Polanen- en Nassaustraatnamen in de Gampel (1897-1981)’, deel een, in Engelbrecht van Nassau, jaargang 2011, nummer 2
Cees van Raak, Heden vredig ontslapen, funeraire geschiedenis van het huis Oranje-Nassau (Bussum, 1995).
Th.M. Roest van Limburg, ‘Een Oranje-monument in den vreemde, het praalgraf van René van Chalons te Bar-le-Duc’, in Onze kunst, 1905, p. 167-172.
J.K.H. de Roo van Alderwerelt, ‘De voorgeschiedenis van het wapen gevoerd door de eerste prins van Oranje uit het geslacht van de graven van Nassau’, in Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie, 1971.