Het archeologisch onderzoek op het knooppunt Princeville vond plaats in het kader van de reconstructie van de A16 en de aansluiting van de A58. In 1999 werd een aantal proefsleuven aangelegd over het gehele onderzoeksterrein. In 2000 werden er sleuven getrokken in het daadwerkelijke tracé.
Opgraving HSL Bagven 1999-2000
Vindplaats Westrik strekt zich uit over een hooggelegen dekzandrug en een lager gelegen terrein dat de overgang vormde tussen het dekzand en het noordelijk gelegen beekdal van de Bagvense Loop. Op de dekzandrug zijn restanten van een oude akkerlaag bewaard gebleven, afgedekt door een esdek, dat vermoedelijk vanaf de Late Middeleeuwen is ontstaan door het toepassen van plaggenbemesting. Onder de oude akkerlaag en het esdek zijn nederzettingssporen uit de IJzertijd en Romeinse Tijd bewaard gebleven en in het noordoosten van het terrein is tussen de oude akkerlaag en het esdek een sporenniveau aangetroffen. In het lager gelegen deel waren verspreid nog enige sporen uit de IJzertijd en Romeinse Tijd aanwezig. Hier bevond zich tevens een postmiddeleeuws greppelsysteem dat een keer is verlegd
Tijdens dit onderzoek zijn vijftien huisplattegronden uit de IJzertijd gevonden met een groot aantal bijgebouwen. Daarbij zijn geen waterputten aangetroffen, wel volop kuilen die deels als waterkuil kunnen worden geïnterpreteerd. Aan de hand van de eventueel aanwezige perceelgreppels kon een aantal boerderij erven (woonhuis, bijgebouwen en waterput/waterkuil) worden gereconstrueerd. Uit de Romeinse Tijd zijn slechts enkele kuilen aangetroffen en enkele greppelsporen die op grafstructuren duiden.
Uit de periodes daarna zijn er nog nauwelijks sporen aangetroffen, tot aan het begin van de Nieuwe Tijd. Uit het begin van de 16e eeuw stamt een waterput (zie tekening en foto )opgebouwd uit gestapelde plaggen op een wagenwiel. Daarin bevonden zich enkele complete potten. Op het kadastraal minuutplan van 1824 ligt deze waterput wel vlak langs de Bagvensestraat maar is er geen bebouwing (meer) aanwezig.