Tussen 30 mei en 15 juni 2007 werd een archeologisch onderzoek uitgevoerd aan de Markendaalseweg 35 t/m 41, (voor het publiek is dit al de Nieuweweg) en de locatie van de voormalige Satéhut. De verwachting was dat aan de straatzijde van het onderzoeksgebied resten van de laatmiddeleeuwse stadsmuur zouden worden aangetroffen maar al snel bleek dat het tracé net buiten de werkput lag. Daarentegen bleek dat er over het gehele onderzoeksgebied meerdere muurresten van gebouwen en kelders aanwezig waren. In overleg met de gemeentelijk archeoloog werd de opgravingsstrategie aangepast, zo dat de jongere muurdelen gedocumenteerd werden, terwijl oudere resten uitvoerigere aandacht zouden krijgen.
Opgraving Nieuweweg vm. Satéhut 2007
Markdal
Het plangebied ligt in het oostelijk deel van het beekdal van de Mark, op het talud naar de rivier. Opmerkelijk was dat er in tegenstelling tot zuidelijke gelegen onderzoeksgebieden maar een dun laagje veen in de ondergrond aanwezig was. Pal ten zuiden van de locatie stroomde de Mosselkreek in de Mark. Ten zuiden van de Mosselkreek (zie plattegrond minuutplan) zijn veenpakketten tot 2 meter dik waargenomen.
Nieuweweg
Aanvankelijk behoorde het terrein tot de achtererven van de panden aan de Tolbrugstraat, maar na de sloop van de stadsmuur kon hier een viertal panden worden gebouwd, die aan de (letterlijke) Nieuweweg waren gelegen. Op basis van historische bronnen kan hier een brouwerij en/of zeepziederij worden gesitueerd.
Brouwerij en zeepziederij
Er werd in totaal één werkput aangelegd van circa 10 x 34 meter, In het aangelegde vlak waren meerdere muurresten aanwezig, waaronder gewelfkelders, vergistingskuipen, funderingen en vloeren. Eén van de oudste elementen betreft een ronde oven, waarvan nog ruim de helft bewaard was gebleven. Deze was opgebouwd uit IJsselsteentjes die met leem gemetseld waren. Tevens kon een deel van de stookgang onderzocht worden. Mogelijk betreft het hier de resten van een 16e of 17e eeuwse brouwoven die later in de zeepziederij is gebruikt. Daarnaast werden vijf gewelfkelders aangetroffen. Deze waren gemetseld met gele IJsselsteentjes. Deze bevonden zich voornamelijk in het zuidelijk deel van het opgravingsterrein. Op grond van het formaat IJsselsteentjes konden deze gewelfkelders in de 18de eeuw gedateerd worden. Een wat jongere datering moet aan een complex vergistingskuipen in het zuidoostelijk deel van de opgraving worden toegekend. Deze hebben eveneens in het brouwproces gefunctioneerd. Het jongste element in de opgraving waren de resten van de voorgevels van de gesloopte panden. Deze bestonden uit rode machinale bakstenen die met cement waren gemetseld maar waren wel op oudere fundamenten gebouwd.
Wat stond er in de krant?
Oudste sporen
Wat betreft de bodemopbouw werd duidelijk dat hier laaggelegen en drassig gebied eerst werd opgehoogd alvorens met de bouw van kelders en woningen werd begonnen. Daarnaast wezen oplopende bodemlagen, vermoedelijk verspoelde plaggen, in het westelijk deel van de opgravingen erop dat hier mogelijk de voet van een dijk was aangesneden. Er zijn aanwijzingen voor het bestaan van een 14e eeuwse dijk langs de Mark, juist vóór de bouw van de stadsmuur.
In het noordwesten van de opgraving werd waarschijnlijk een funderingsmuur van de brouwerij annex schuilkerk "Sevensterre" aangetroffen. Gezien het steenformaat kan de aanleg in de 15e-16e eeuw worden gedateerd.
Brouwoven behouden
Concluderend kunnen we vaststellen dat ondanks de beperkingen van het onderzoek en de uitwerking er belangrijke sporen zijn aangetroffen. De conservering van de zeventiende eeuwse oven onder de nieuwbouw was een belangrijk resultaat . Om dit behoud mogelijk te maken werd het palenplan van de nieuwbouw aangepast. Daarna is de oven ingepakt in plastic en afgedekt met schoon bouwzand. Nadat ook het bovendeel was aangevuld met zand is daarna het geheel afgedekt door een betonplaat die rust op de fundering aan de straat- en achterzijde.