Waarneming Nassau Grafkelder 1996

Personen
Archeologie
1450 tot 1475
Br 25b 95 5 Br 25b 95 5
In het kader van de restauratie van de Grote Kerk van Breda werd in mei 1996 de familiegrafkelder van de Bredase Nassaus onderzocht. Aanleiding voor het onderzoek was de noodzaak om de grafkelder te behandelen tegen zwamaantasting en verder gedeeltelijk te restaureren. De kelder ligt in de noordelijke zijbeuk van het koor, vlak voor en gedeeltelijk onder het grafmonument van de eerste Bredase Nassaus. Op dit bekende laatgotische grafmonument staan Engelbrecht I van Nassau, de stichter van de Bredase Nassaudynastie, zijn vrouw Johanna van Polanen, hun zoon Jan IV van Nassau en diens vrouw Maria van Loon afgebeeld.
Br 25b 95 topo low
Br 25b 95 1824 low
De locatie van de grafkelder binnen het geheel van opgravingen in de Grote Kerk. Links op de huidige topografie, rechts op het kadastraal minuutplan van 1824

De grafkelder

Het familiegraf is een rechthoekige kelder (2,95 x 2,70 m) afgedekt met een tongewelf. Het graf is toegankelijk via een tweetal grote treden en een ingang in de westwand van de kelder. Onder het Nassaumonument bevindt zich in de zuidwand van de kelder een grote nis. Deze nis wordt gevormd door de naar elkaar toe uitgebouwde fundamenten van de kolommen die aan weerszijden van het Nassaumonument staan en deel uitmaken van het westelijk deel van het hoogkoor. De grafkelder werd aangelegd vóór 1475, het jaar waarin Jan IV stierf en als eerste in de grafkelder werd bijgezet.

Bouwhistorisch onderzoek toonde aan dat de aanleg van de grafkelder één bouwplan vormde met de bouw van de fundamenten van de kolommen van het westelijke deel van het hoogkoor. Dit verving het koor van de oudste kerk. Het oostelijke deel van het hoogkoor werd als nieuwbouw al vanaf 1410 opgetrokken.
Hieruit bleek dat de aanleg van de grafkelder deel uitmaakte van een groter bouwplan en geen geïsoleerde gebeurtenis was die samenhing met het overlijden van Jan IV.

De chronologische relatie tussen de kelder en het grafmonument is niet volledig duidelijk. Het grafmonument zelf is waarschijnlijk kort na de aanleg van de kelder opgericht. De resultaten van het bouwhistorisch onderzoek geven echter geen uitsluitsel over de vraag of dit voor of na 1475 heeft plaats gevonden.

Br 25b 95 9
Br 25b 95 4
Links wordt het kistbeslag gedocumenteerd en getekend. Rechts wordt de lijkwade, wasdoek en gezichtsdoek van Cimburga van Baden zorgvuldig ingepakt voor transport.

Bijzettingen

In de kelder werden de stoffelijke resten van minimaal zeventien individuen teruggevonden. Acht individuen zijn daadwerkelijk bijgezet in het graf. Zes van deze bijzettingen zijn primaire begravingen, de overige twee zijn herbegraven (’secundair’). De resten van de overige negen individuen worden beschouwd als losse botfragmenten die als verstoring in de kelder terecht zijn gekomen. Daarnaast zijn er materiële en historische aanwijzingen dat in de kelder nog twee personen bijgezet zijn waarvan echter geen botresten zijn teruggevonden. De grafkelder was in gebruik vanaf het laatste kwart van de 15de tot in de eerste helft van de 16de eeuw. In totaal werden in deze periode tien personen in de grafkelder bijgezet.

Zeven bijzettingen kunnen geïdentificeerd worden als leden van de Bredase Nassau familie. Bij twee van deze personen dient voorlopig nog enig voorbehoud gemaakt te worden. De identificatie is gebaseerd op een vergelijking tussen de resultaten van het fysisch antropologisch onderzoek van de verschillende skeletten en de historische gegevens die bekend zijn over de Bredase Nassaus.In een aantal gevallen wordt de identificatie ondersteund door de dendrochronologische datering van de (gereconstrueerde) houten grafkisten en C14-datering van botmateriaal.

Identificatie

Drie skeletten kunnen met zekerheid worden geïdentificeerd als Jan IV (1410-1475), zijn vrouw Maria van Loon (1425-1502) en hun zoon Engelbrecht II van Nassau (1451-1504). Deze drie bijzettingen lagen nog in de oorspronkelijke grafkisten.

In de nis van de kelder werden enkele botresten van een man en een vrouw aangetroffen die geïdentificeerd kunnen worden als Engelbrecht I (1370-1442) en Johanna van Polanen (1392-1445). Het oorspronkelijke graf van Engelbrecht I heeft waarschijnlijk plaats moeten ruimen voor de aanleg van de nieuwe familiekelder. Daarbij zijn de stoffelijke resten van Engelbrecht I en Johanna - die mogelijk in hetzelfde graf begraven lag - verzameld en opnieuw bijgezet in de nis van de nieuwe familiekelder. De nis onder het grafmonument was vermoedelijk bij de aanleg van de kelder speciaal bestemd voor deze herbegraving.

Het zesde skelet wordt op basis van de fysische kenmerken geïdentificeerd als Cimburga van Baden (1450-1501), echtgenote van Engelbrecht II. Het dendrochronologisch onderzoek van het hout van de buitenkist van deze bijzetting geeft echter een post quem datering van 1510 AD(+9-6). Hiermee zou de kist pas enkele jaren na de dood van Cirnburga zijn vervaardigd. Een oplossing voor dit probleem is (nog) niet gevonden.

Een tweede probleem doet zich voor bij de identificatie van de zevende bijzetting. Het dendrochronologisch onderzoek van de houten buitenkist levert een datering op tussen 1480 en 1520. De bijzetting kan waarschijnlijk geïdentificeerd worden als Francoise van Savoye, de eerste vrouw van Hendrik III van Nassau. Zij overlijdt in 1511 en wordt in de Grote Kerk begraven. De vastgestelde leeftijd van het skelet (34-37 jaar) lijkt echter af te wijken van de kalenderleeftijd van Francoise van Savoye. De historische literatuur geeft echter geen zekerheid over de leeftijd ("ouder dan 25 jaar").

De laatste intentionele bijzetting waarvan botresten zijn teruggevonden, betreft een oude vrouw (leeftijd: 62-71 jaar). Hoewel deze bijzetting buiten een kist en in verstoorde toestand is aangetroffen, wordt op basis van de kenmerken van het botmateriaal en de C14-datering aangenomen dat het om een primaire begraving gaat. De identiteit van de overledene is nog niet bekend.

Naast de acht stoffelijke resten is er een aanwijzing voor een negende bijzetting waarvan echter geen botresten zijn teruggevonden. In de kelder werd een bodem van een houten (buiten)kist gevonden die bij geen van de overige kisten hoort en waarmee ook geen skeletresten in verband gebracht kunnen worden. Voortgaand op de grote afmeting van de bodem (205 cm) wordt aangenomen dat deze afkomstig is van een houten buitenkist die zich oorspronkelijk om een loden binnenkist heen bevond. De lengte van de kist wijst er verder op dat de begraven persoon een man geweest moet zijn. De loden kist met de stoffelijke resten is mogelijk na verloop van tijd opnieuw uit de familiekelder gehaald om (elders in de kerk?) in een nieuw graf te worden bijgezet. Aanwijzingen over de identiteit van deze man ontbreken.

Uit historische bronnen is bekend dat ook Claudia van Chalon (1498-1521), de tweede vrouw van Hendrik III na haar dood in de oude familiekelder is bijgezet. In het graf werd echter geen enkel spoor van deze bijzetting aangetroffen. Ook hier moet aangenomen worden dat de stoffelijke resten achteraf uit de kelder zijn gehaald om elders opnieuw te worden begraven.

Grafkisten

Naast het bouwhistorisch onderzoek van de grafkelder en het fysisch-antroplogisch onderzoek van de stoffelijke resten werden ook de materiële resten van de begravingen onderzocht. Vijf bijzettingen lagen nog in de oorspronkelijke grafkisten.

Engelbrecht II, Cimburga van Baden en Francoise van Savoye waren oorspronkelijk begraven in een loden binnenkist en een houten buitenkist. De loden binnenkisten waren elk samengesteld uit verschillende loden platen. De bijbehorende buitenkisten zijn gereconstrueerd aan de hand van de losse houten planken die in grote hoeveelheden in de kelder zijn teruggevonden.

Jan IV en Maria van Loon waren begraven in houten kisten. Bij de laatste werden ook resten van een houten binnenkist teruggevonden. Geen enkel van de kisten vertoonde speciale versieringen of opschriften. Op enkele uitzonderingen na, bleek vrijwel al het kisthout uit Baltisch eikenhout te bestaan.

Balseming

De overledenen zijn na hun dood allen gebalsemd. De sporen van deze behandeling zijn aangetroffen op de stoffelijke resten. Daarnaast zijn in de kisten tal van bijzondere kruiden en andere plantenresten teruggevonden die gebruikt zijn tijdens het balsemingsproces. Na het balsemen werd het lichaam in een lijkwade gewikkeld. Alleen in de kist van Cimburga van Baden was het textiel goed bewaard gebleven. Naast een grote lijkwade werd bij deze bijzetting ook een wasdoek, een gezichtsdoek en twee kinbanden aangetroffen.

Deel dit artikel

Nieuwsbrief

Aanmelden

Ook interessant

Idee icoon

Mis je iets? Informatie onjuist? Ideeën?

Mail je reactie
Erfgoedweb is een initiatief van
gemeente Breda
chevron-up Scroll naar boven