Opgraving Markendaalseweg / Florijncollege 2000

Archeologie
1300 tot 1800
Br 66 00 5 Br 66 00 5

Het eerste aangelegde opgravingsvlak op de binnenplaats van het nog niet gesloopte Spectrumcollege

Br 66 00 aw 2021 3931 Br 66 00 aw 2021 3931

Deel van een steengoed schenkkan uit Siegburg. Afkomstig uit een van de weinig middeleeuwse afvalkuilen op het terrein. Datering 15e eeuw

Br 66 00 aw 2040 3924 Br 66 00 aw 2040 3924

Zalfpotje, "Delfts wit", 18e eeuw. Afkomstig uit bodemlaag beerput.

Br 66 00 gl 2040 2087 1225 Br 66 00 gl 2040 2087 1225

Wijnglas, 18e eeuw. Afkomstig uit bodemlaag beerput,

/

In de maanden januari en februari 2000 werd archeologisch onderzoek gedaan op het achterterrein van de voormalige KLOS (kleuterleidsters opleiding) aan de Markendaalseweg. Historisch gezien betreft het de achterpercelen van een drietal hofhuizen aan de Nieuwstraat waarvan de achterterreinen tot in het midden van de 16de eeuw grensden aan de middeleeuwse stadsmuur. Na de sloop van de stadsmuur werden deze percelen begrensd door de "Nieuwe Weg".

Br 66 00 topo
Br 66 00 1824
De opgravingsputten geprojecteerd op de huidige topografie en op het kadastraal minuutplan van 1824. In grijs het omliggende archeologische onderzoek

Ontginning en stadsmuur

In de oudste bewoningsfase betreft het de oeverzone van de Mark waarop volgens historische bronnen de uitgifte van gronden in de tweede helft van de 13e eeuw heeft plaats gevonden.
De ondergrond van het terrein bestaat uit oeverafzettingen met zand, klei en veenlagen. In beide werkputten werden ophogingslagen aangetroffen die geassocieerd kunnen worden met de ontginning van de Markoever.
De lagen konden niet worden gedateerd, wel is er een datering voor handen van greppelvullingen, die door deze lagen zijn aangelegd. Vondsten uit deze greppel zijn gedateerd tussen 1300 en 1375. Vastgesteld kon worden dat de constructiesleuf van de stadsmuur de ophogingslagen doorsnijdt. De begrenzing van deze ophoging waarvan verwacht mag worden dat deze bestaat in de vorm van een houten beschoeiing ligt dus iets verder naar het zuiden. Een belangrijke conclusie is dat de aanplemping eerder plaatsvond dan de bouw van de muur.
Opmerkelijk was overigens ook dat er een drietal fasen in de stadsmuur zijn te onderscheiden. In de jongste fase wordt de maximale breedte van ca. 2.00 m bereikt. Verondersteld mag worden dat hier sprake is van reparaties. (eigenlijk een muur-vóór-de-muur) Deze reparaties zijn ook in 2004 en 2005 aangetroffen bij vervolgonderzoek na de sloop van het gebouw.

Br 66 00 6
Br 66 00 4
De (volgelopen) werkput waarin achterin, dicht tegen het schoolgebouw de stadsmuur (foto rechts) werd aangetroffen

Beerputten en riolen

De muur was op een aantal plaatsen doorbroken door recente rioleringen. In werkput 2, op het achtererf van Nieuwstraat 21, werd een beerput aangetroffen met op de boden nog een restlaag met 18de eeuws afval. Deze put was verder volgestort met puinresten. Of deze beerput in relatie staat met de bewoners van Nieuwstraat 21 of met de bebouwing aan de Nieuwe Weg is onduidelijk. In werkput 1 werd een bakstenen riool gevonden waarmee de bewoners van één van de huizen aan de Nieuwstraat, hun afval direct in de Mark konden lozen. Vondsten uit het riool wijzen op een gebruik tot in de 18de eeuw.

Br 66 00 1
Br 66 00 2
Links: Een fors 17e eeuws riool aangelegd vanuit Huis Assendelft en uitwaterend in de Mark. Rechts de muren van een 18e eeuwse beerput, behorend bij het koetshuis achter op het terrein van huis Waalwijk

In 2004 heeft vervolgonderzoek plaatsgevonden na de sloop van het schoolgebouw. Daarbij is de stadsmuur over een grote lengte opgegraven. In 2008 is er nog archeologisch onderzoek geweest ten noorden van deze werkputten, dicht tegen de hofhuizen aan.

Deel dit artikel

Nieuwsbrief

Ook interessant

Idee icoon

Mis je iets? Informatie onjuist? Ideeën?

Mail je reactie
Erfgoedweb is een initiatief van
gemeente Breda
chevron-up Scroll naar boven