Het oudste gedeelte van het huidige hoofdgebouw van het kasteeltje Bouvigne moet gebouwd zijn rond 1540, aldus de Bredase historicus Jac. van Hooydonk. Het werd opgebouwd in steen met een gracht rondom. In 1611-1614, tijdens het Twaalfjarig Bestand, werd het verbouwd tot het huidige gebouw.
Bouvigne of veeboerderij
De hoeve van den Boeverijen wordt volgens de toponymist Chr. Buiks voor het eerst genoemd in 1425. De hoeve was eigendom van Jan van Brecht, de eigenaar van Huis Brecht in Breda. De oorspronkelijke naam van Bouvigne, Boeverijen, zou volgens Buiks de betekenis kunnen hebben van weiland. Het woord zou van romaanse oorsprong zijn en op het gezamenlijke landbouwbedrijf op het veehof duiden. Een veehof diende vooral voor het kweken van vee en het voortbrengen van zuivelproducten. In het Middelnederlands betekent boverie, boeverie koestal, melkerij, boerderij. De betekenis boerderij, met de nadruk op de veehouderij, lijkt zeer goed toepasbaar op de situatie in Ginneken, aldus Buiks. Bouvigne ligt zeer dicht tegen de Mark, midden tussen de beemden. De naam kan ontstaan zijn als tegenstelling tot de meer op de akkerbouw gerichte bedrijven ten zuiden van Boevigne, namelijk de Blauwe Kamer en Daasdonk. In de negentiende eeuw komt volgens Buiks de verfranste vorm Bouvigne op.
Landgoederenlandschap
Karel Leenders zegt dat er rond Breda sprake is van een op de stad georiënteerd en intern sterk samenhangend landgoederenlandschap. De prinselijke bossen, zoals Bouvigne en het Mastbos, maken van deze structuur een belangrijk onderdeel uit. Hij concludeert in zijn artikel dat van het Bredase landgoederenlandschap voldoende is bewaard om die structuur met zorg in de planning voor de toekomst op te nemen. Zelfs zou het landgoederenlandschap als basisthematiek genomen kunnen worden voor de uitbouw van de stad en de modernisering van de landelijke omgeving, zegt hij.