Na de afbraak van de voormalige Saval fabriek, net ten zuiden van Prinsenbeek, in het buurtschap Westrik, was er de mogelijkheid om hier uitgebreid archeologisch onderzoek uit te voeren. Het proefonderzoek vond in de winter van 2004 plaats en het definitieve onderzoek in de zomer van 2005. Aan de oostzijde van het terrein was voorafgaand aan de aanleg van de HSL al een aantal opgravingen uitgevoerd.
Van het gehucht Westrik is uit historische bronnen erg weinig bekend. De oorsprong zou kunnen liggen in een verplaatsing van de bewoning in de late middeleeuwen naar de lager (en natter) gelegen delen van het landschap waardoor het akkerareaal vergroot werd.
In de proefsleuven werd al duidelijk dat het terrein rijk was aan bewoningssporen. Er werden huisplattegronden aangetroffen uit de IJzertijd waarbij er één doorsneden werd door een boerderij uit de volle middeleeuwen. Verder werden er perceelgreppels uit de middeleeuwen gevonden en de resten van de voormalige Westrikse Dijk.
Opgravingen Westrik/Saval 2004-2005
Tijdens het definitieve onderzoek bleek de het fabrieksgebouw nauwelijks het archeologische vlak verstoord te hebben. De funderingsbalken zaten zeer ondiep. Slechts de onderliggende heipalen vormden relatief kleine verstoringen.
Wat stond er in de krant?
IJzertijd
Er werden vier huisplattegronden aangetroffen en 18 spiekers (kleine opslagplaatsen). Een aantal "losse" bodemsporen is mogelijk afkomstig van nog een zestal boerderijen. Bij bijna alle boerderijen zijn aardewerkscherven gevonden, daarnaast enkele stukken verbrand leem en fragmenten van maalstenen. Opvallend was de aanwezigheid van fragmenten "kustaardewerk". Men veronderstelt dat het hier om potten gaat waarin zout vanaf de kust werd getransporteerd.
Volle middeleeuwen (1100-1250)
Op het terrein is een tweetal boerderijerven gevonden. Het noordelijke erf omvatte een hoofdgebouw, een bijgebouw en twee hooimijten. Deze opslagplaatsen voor hooi zijn goed herkenbaar door de vijfhoekige structuur. Een waterput (een uitgeholde boomstam) en een waterkuil completeerden het erf. Aan de zuidkant van het opgravingsterrein werd een uitgebreid erf gevonden met een hoofd- en bijgebouw en een aantal spiekers en mijten waarvan er een aantal gelijktijdig heeft gefunctioneerd. Veeteelt heeft dus klaarblijkelijk een belangrijke rol gespeeld. De lage (-re) ligging van het terrein zal daar een rol bij hebben gespeeld.
Late middeleeuwen (1250-1500)
In het zuidelijke gedeelte van het terrein werden sporen teruggevonden van minstens twee boerderijen, enkele driepotige hooimijten en enkele spiekers. Bovendien werd er een waterkuil en een waterput aangetroffen waarvan de wanden bestonden uit opgestapelde plaggen (turfblokken). In deze put en kuil werd nogal wat aardewerk aangetroffen uit de periode 1275-1500 waaronder uit de vroegste periode relatief veel hoogversierd aardewerk. Uit deze periode worden in Breda zelden boerderijplattegronden gevonden. Door een veranderende bouwwijze zijn ze a.h.w. "onzichtbaar" na afbraak. De houten staanders werden op stenen poertjes en houten liggers geconstrueerd en niet meer in de bodem ingegraven. De resten van de Westrikse Dijk stammen vermoedelijk ook nog uit de late middeleeuwen. Dit karrespoor was ca. 5 meter breed en de inslijting/ophoging bedroeg ca. 35 cm. Aan de hand van de vondsten en boerderijtypen kan geconcludeerd worden dat de nederzetting rond het eind van de 11e eeuw is ontstaan en rond 1450 is verlaten, of liever gezegd, verplaatst naar de locatie van het huidige buurtschap.