Bij het uitgraven van funderingssleuven voor zijn nieuwe woning aan de Beeksestraat 107 trof Ad Dekkers in 1981 een grote “verontreiniging” aan. Het betrof een cirkelvormige depressie van ca. 15 meter in doorsnede. Het middelpunt lag ter hoogte van de huidige keuken. De laagte was opgevuld met een veenachtige substantie die vol bleek te zitten met aardewerkscherven.
Archeologische vondsten Beeksestraat 1981
De laagte werd door archeologen van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek in Amersfoort betiteld als een “ven”. Door de aanwezigheid van waterdichte leemlagen in de ondergrond bleef het regenwater op een hoog peil in zo’n laagte staan. Gezien de afmetingen en de ligging op het vroegere erf denken we nu eerder aan een drenkplaats voor het vee, vermoedelijk tot op het leem uitgegraven.
Om een stabiele ondergrond te creëren voor de nieuwe fundering is de laagte compleet uitgegraven. Dit leverde duizenden scherven op, afkomstig van honderden voorwerpen. Grotendeels betrof het aardewerk maar ook een aantal flessen, stenen rookpijpen, lederen schoenfragmenten en bouwmaterialen werden opgegraven. Een aantal min of meer complete voorwerpen hebben zo’n 30 jaar in het huis tentoongesteld gestaan, het overgrote gedeelte van de vondsten stond echter in 18 plastic kratten in de kruipruimte.
In mei 2012 zijn de vondsten overgedragen aan Bureau Erfgoed van de Gemeente Breda, waar de archeologen en vrijwilligers met een uitgebreide inventarisatie zijn begonnen. Het resultaat hiervan is in deze opstelling te zien.
Toponiemen “de Staart” en “Vergodelde Hof”
Op het kadastrale minuutplan van 1824 van de gemeente Princenhage staat deze boerderij aangeduid als de Staart. Met behulp het oude toponiem de Staart kunnen we op een eenvoudige manier veel te weten komen. De toponymist Chr. Buiks heeft van de voormalige gemeente Princenhage veel oude veldnamen en oude straatnamen genoteerd
De oudste vermeldingen zijn volgens Chr. Buiks uit de vijftiende eeuw: een Vergodelde hof opten Stert an die Beke (1415) en Opten Steirt aende Beke (1474). De naam ‘Staart’ is volgens Buiks een vormaanduiding, een ’lang en smal stuk grond, uitlopend in een punt’. Het gebied lag in een punt tussen de Heikantse- en de Beeksestraat. De boerderij werd blijkbaar genoemd naar dit gebied.
Neergang van de boerderij
In 1850 was de boerderij verhuurd aan de landbouwer Johannes Rombouts met vrouw en kinderen en daarna aan de landbouwer Willem van Gool met vrouw en kinderen. De boerderij werd dus na 1850 door de eigenaar verpacht, of misschien wel apart verhuurd, zonder de grond. Dit is waarschijnlijk al een teken van verval en de inleiding tot de sloop. In 1862 kwam de boerderij in handen van de landbouwer Pieter Frijters, de zoon van de vorige eigenaar. In 1874 verkocht deze de boerderij aan Adrianus Boeren en kinderen, bouwman te Princenhage. In 1877 werd de boerderij gesloopt. Waarschijnlijk was de constructie gewoon op.
De vondsten
Van de in 1981 geborgen vondsten was inmiddels vastgesteld dat ze afkomstig waren uit een aantal huishoudens die tussen ca. 1750 en 1877 woonden en werkten op deze boerderij.
Een vondstcomplex van zodanige omvang is buiten de historische binnenstad van Breda nog nooit aangetroffen. De afvalkuilen en beerputten uit deze periode zoals ze regelmatig in de binnenstad zijn opgegraven hebben een andere samenstelling, meer passend bij de stadse burgerlijke samenleving. Een uitzondering zijn een reeks van vondstcomplexen die aan de Molenstraat zijn gevonden. Daar bevonden zich dan ook minimaal twee stadsboerderijen.
Kort gezegd, het materiaal uit (semi-) agrarische huishoudens bevat meer objecten dan die voor het dagelijkse werk noodzakelijk waren. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat er voor grotere huishoudens (dus inclusief personeel) voedsel werd bereid.