In de loop van 2008 heeft BAAC bv een definitieve opgraving uitgevoerd op twee verschillende vindplaatsen op het toen te ontwikkelen Digit Parc tussen de Lageweg en de Nieuwe Kadijk. De resultaten van dit onderzoek zijn voor beide vindplaatsen zeer uiteenlopend.
Opgraving Lageweg 2008
Lageweg
Vanouds maakte deze weg deel uit van de grote verbinding van Breda naar Geertruidenberg, Oosterhout en Den Bosch. Volgens de historisch-geograaf Karel Leenders is de Teteringsedijk, waar de huidige Lage Weg aanvankelijk deel van uitmaakte, aangelegd vóór 1212. Deze verbinding verliet Breda langs de Teteringsedijk en liep verder langs de huidige Lage Weg. Bij de huidige Posthoorn waaierde deze weg uit in verschillende richtingen:
IJzertijd bewoning
Op vindplaats 1 is een midden IJzertijd erf aangetroffen bestaande uit een woonstalhuis en verschillende spiekers. Ondanks het feit dat het erf deels verstoord is door de aanleg van de linie en schans van Spinola zijn de sporen zeer goed bewaard. In die mate zelfs dat er tijdens het vooronderzoek gedacht werd aan een mogelijk middeleeuwse bewoning in plaats van prehistorische sporen. Helaas geldt dit niet voor het organisch materiaal in de vulling van de sporen waardoor geen landschappelijk informatie kon gehaald worden uit botanisch onderzoek.
Schans 80-jarige Oorlog
Dwars over deze vindplaats, net naast de Teteringsedijk (nu Lage Weg), is een linie en bijhorende schans aangelegd. Deze schans hoort bij het beleg van Breda door Spinola in 1624 en staat afgebeeld op verschillende historische kaarten. De schans bewaakte waarschijnlijk de toegangsweg naar Breda om zo een vlucht uit Breda of een ontzetting van Breda van buitenaf onmogelijk te maken.
Vondstmateriaal, verspreid over beide vindplaatsen, bevestigt in ieder geval de militaire voorgeschiedenis van het terrein.
Boerenerf late Middeleeuwen
Te vindplaats 2 zijn tal van sporen aangetroffen die allen dateren vanaf de late middeleeuwen. De sporen, gaande van greppels, kuilen, waterputten,vollerskuilen, rootkuilen, rootgreppels tot potstallen en paalkuilen behoren grotendeels toe aan een boerenerf dat meerdere bouw- en bewoningsfasen kende . Dit boerenerf had akker- en grasland in de onmiddellijke omgeving van het erf en een moestuin en allerlei bomen en struiken met direct vruchtgebruik op het erf.
De agrarische activiteit bestond uit het verbouwen van verschillende cultuurgewassen, zoals hop, gerst, broodtarwe, rogge, raapzaad, hennep, haver, vlas en boekweit. In de moestuin (tweede fase) werd koriander, biet, peen, selderij, citroenmelisse, tuinpeterselie, pastinaak, wijnruit, mosterd, maanzaad, kleine majer en komkommerkruid geteeld. Op het erf stonden braamstruiken, een hazelaar, een appelaar, een kersenboom, een pruimenboom, een zomerlinde (honing?), een notelaar, een vlierstruik, een zuurbessenstruik, rozenbottel, een frambozenstruik en een wilde lijsterbes. Voor hout stonden wilgen en elzen op het erf.
Vermoedelijk werden van op de markten te Breda vruchten aangekocht als vijgen en druiven. Vanuit de heide werd gagel meegebracht.
Over de inrichting van het erf kan weinig worden gesteld. Het erf had verschillende waterputten, mogelijk enkele gelijktijdig in gebruik. In een tweede fase was er de moestuin. Er zijn verschillende aanwijzingen voor rootactiviteiten (waterpoeltjes waarin vlas werd geweekt) en er was een vollerskuil. Er zijn enkele dierenbegravingen aangetroffen. Een erfbegrenzing is niet met zekerheid vastgesteld hoewel er greppels waren die daartoe gediend kunnen hebben.
Het woonstalhuis is eveneens niet volledig met zekerheid te reconstrueren. De locatie van twee potstallen wijzen op de aanwezigheid van een stalgedeelte. Ook de uitbraaksleuven van muurwerk en een restant van mogelijk een kelder wijst op het woongedeelte, maar door het ontbreken van sporen van andere diep gefundeerde delen kan het huis niet gereconstrueerd worden.
De vondsten
Met name rond het laatmiddeleeuwse erf zijn een groot aantal vondsten gedaan in de sloten en grachtjes. Daaruit blijkt dat het de bewoning in de loop van de 14e eeuw startte en in het begin 17e eeuw op die locatie stopte. Er zijn nauwelijks vondsten gedaan die duiden op welstand van de bewoners. Een aantal vondsten zijn te relateren aan het boerenbedrijf zoals grote kommen met een gaatje in de bodem. Dit zouden kaasvormen geweest kunnen zijn.
Een opvallende vondst was een groot fragment van een lavabo. Deze worden meestal in religieuze contexten gevonden. Hier lijkt een relatie te bestaan met de vlakbij gelegen kleine Kapel op de Driesprong.
Moleneind en Oude Driesprong
De bewoningsporen op vindplaats 2 liggen vermoedelijk aan de oorsprong van het gehucht Moleneind. Dit gehucht heeft zich gevormd nadat verschillende verbindingswegen zich kruisten ter hoogte van de Oude Driesprong.
Vermoedelijk is dan, nadat meerdere boerderijen zich er hadden gevestigd, de Kleine Kapel opgericht. Het boerenerf is door de belegering van Breda in 1625 opgeheven, maar of dit veralgemeend kan worden naar de volledige Oude Driesprong is onduidelijk. Vermoedelijk is een deel van de boerenerven toch actief gebleven gezien in de 17e eeuw herberg de Vuilen Bras(z) werd gestart, vermoedelijk aan de andere zijde van de Lageweg. Later, rond 1800, wordt er bij de Driesprong een molen opgericht. Bij de aanleg van de Nieuwe Kadijk is de gehele oude infrastructuur verdwenen.