Voorafgaand aan een omvangrijke restauratie van het negentiende-eeuwse pand Veemarkstraat 64 kon op het achterterrein een drietal opgravingsputten worden aangelegd. Het opgravingsterrein lag tijdens de middeleeuwen tussen de lintbebouwing aan de Veemarktstraat en de veertiende-eeuwse stadsmuur.
Opgraving Veemarktstraat 62-64 1984
De oudste sporen
Tot in de veertiende eeuw is het gebied nog als akker in gebruik. Het oude esdek was nog relatief ongestoord aanwezig. Een afvalkuiltje in deze akker leverde een bijna complete proto-steengoed kan op.
De oudste bebouwing uit de veertiende eeuw
De eerste aanwijzingen voor verkaveling en bebouwing dateren uit de veertiende eeuw. Een aantal paalsporen en wandgreppels op het achterste deel van perceel nr. 64 zijn waarschijnlijk afkomstig van een klein houten bedrijfsgebouwtje en een erfafscheiding. Het houten optrekje moest al vrij snel wijken voor de aanleg van een houten waterput die de bewoners van het eerste (bekende) huis op perceel nr. 64 van water voorzag. Op het einde van de veertiende eeuw of in het begin van de vijftiende eeuw werd het oude loopvlak vanaf de Veemarktstraat opgehoogd en werd een houten woning gebouwd, die gefundeerd was deels op stevige bakstenen poeren en deels op een doorlopende bakstenen fundering. Tegen de bakstenen fundering lag een onregelmatig leemvloertje met daarin zichtbaar de sporen van houten staanders en liggers. Boven en onder dit leemvloerniveau en verder over het gehele terrein bevonden zich verschillende lagen met ijzerslakken en sintels.
Stadsbrand 1534
Het eerste huis op perceel nr. 64 werd omstreeks 1500, om een tot nu toe onbekende reden, afgebroken en op het aangrenzend perceel vervangen door een nieuw gebouw dat onderzocht kon worden in de tweede werkput. Nog in de eerste helft van de zestiende eeuw brandde het nieuwe gebouw op perceel nr. 62 volledig af en stortte in. Meteen rijst hier de vraag of we te maken hebben met een gevolg van de stadsbrand van 1534, waarbij een flink deel van de stad in vlammen opging. Na de ramp bleef het bouwperceel een tijd braak liggen. De puinlaag werd gelukkig nooit helemaal verwijderd, zodat heel wat informatie over de bouwconstructie van de woning bewaard bleef.
Bouwconstructie
Het huis had een lichte, doorlopende bakstenen fundering met een opstaande muur uit vakwerk. Dit vakwerk bestond uit een houten skelet, dat opgevuld was met vlechtwerk en leem. Het huis was nog bedekt met stro dat ten tijde van de brand van het dak geschoven was en tijdens de opgraving langs de buitenkant van de muren werd aangetroffen. De nokpannen, waarmee het dak bovenaan toegedekt was, lagen binnen in het huis tussen het puin. De vloer bestond uit leem en tegen de achtergevel werd een haardplaats van veldkeien aangetroffen. De aardewerkscherven, die in de puinlaag werden aangetroffen, dateren het gebruik en de vernieling van het huis in de eerste helft van de zestiende eeuw. Pas in de tweede helft van de zestiende eeuw werd er opnieuw een woning gebouwd op het terrein. Het nieuwe huis met de voorgevel aan de Veemarktstraat, werd op de oude funderingsresten gebouwd, maar was kleiner van opzet.
Leerlooierij
Tijdens een kleine waarneming in 1985 achter de bovengenoemde opgraving zijn een aantal gemetselde putten of kuipen aangetroffen. Deze constructies kunnen in combinatie met de tientallen gevonden hoornpitten geterpreteerd worden als zestiende/zeventiende-eeuwse looierskuipen. In de ondergrond werden nog een aantal vijftiende-eeuwse afvalkuilen en een vijftiende-eeuwse begraving van een paard aangetroffen.