In de periode 2015-2019 hebben archeologen van de Gemeente Breda tijdens een drietal opgravingen het gebied tussen de Ettensebaan , de verbindingsboog A58-A16 en het Transferium Breda-west onderzocht.
Bij de aanleg van de vernieuwde A16 en A58, eind jaren '90 is de gehele inrichting van dit gebied, dat een sterk agrarisch karakter had, op de schop gegaan waarbij alle bebouwing ten noorden van de Liesboslaan en ten zuiden van de Vinkenburgseweg is verdwenen.
Voorafgaand aan deze herinrichting heeft er in de periode 1999-2001 al archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De resultaten zijn samen met een groot aantal locaties die onderzocht zijn samengevoegd in een publicatie over het archeologisch onderzoek op HSL-Zuid traject tussen Moerdijk en de Belgische grens. De resultaten waren opmerkelijk. Er werden talloze sporen gevonden uit alle perioden: van de midden-steentijd tot aan de late middeleeuwen.
Opgravingen Ettensebaan-Bagven 2015-2019
Het oorspronkelijke landschap en bebouwing
Het noordelijk deel van het onderzoeksgebied is gelegen ter hoogte van het voormalige gehucht Bagven, dat bestond uit verspreide bewoning langs de voormalige Bagvensestraat. Op de bovenstaande topografische kaart van 1870 is te zien dat er geen bebouwing behorende tot het gehucht in het onderzoeksgebied is gesitueerd. Het gebied ligt ingeklemd tussen het landgoed Vinkenburg in het noorden en landgoed Zoutland in het zuiden.
De opgravingsterreinen liggen op de overgang van een oud beekdal en een hoge dekzandrug, Duidelijk is dat het landschap richting het oosten afloopt naar het beekdal van de Bagvense loop-Kruisloop. De natuurlijke bodem in het oosten is daarom ook anders dan in het westen en bestaat aan de oostkant uit een grijze beekdalopvulling en is er sprake van veel ijzeroxidatie. Overigens lijkt de bovengenoemde beek op oude kaarten een meer westelijke loop te hebben.
Resultaten van het onderzoek
Het archeologisch onderzoek dat in de periode 1999-2001 had plaatsgevonden op het daadwerkelijke snelwegtracé had bijzonder veel sporen uit de ijzertijd opgeleverd en een waterput uit de vroege 16e eeuw met enkele fraaie vondsten.
In 2015 werd een grote waterkuil opgegraven die aan één zijde enigszins getrapt was aangelegd om zo het water te kunnen bereiken (zie foto). De sporen van een vierpalige spieker (voorraadschuurtje) stammen vermoedelijk uit de ijzertijd/Romeinse tijd.
Tijdens het onderzoek van 2016 zijn er sporen en vondsten met een datering in de midden bronstijd aangetroffen. Onderzoek in de directe omgeving van het plangebied leverde nog niet eerder archeologische resten uit deze periode op. Daarnaast werd er een spieker opgegraven met een datering in de late bronstijd-vroege ijzertijd. Er werden overigens veel paalsporen aangetroffen maar door het kleine opgravingsoppervlakte konden deze niet tot spiekers of huizen teruggevoerd worden maar zullen daar ongetwijfeld deel van uitmaken.
Er blijkt ook sprake te zijn van menselijke aanwezigheid in het gebied tijdens het laat-paleolithicum. Er werd een haardkuil aangetroffen, waarvan het houtskool door middel van een C14-analyse gedateerd is in deze periode (9470 +/- 30 BP). Eerder onderzoek in de omgeving van het gebied leverde al vuursteenvondsten uit het laat-paleolithicum – mesolithicum op.
In 2019 werd in het uiterste westen van het onderzoeksgebied een grote cluster van paalsporen aangetroffen; hier heeft vermoedelijk een gebouw gestaan. Verspreid over het terrein troffen we de sporen van meerdere graanschuurtjes aan en er werd opnieuw een haardkuil gevonden. Meer oostelijk op het terrein werden er minder sporen gevonden. Het vondstmateriaal was schaars. Wel zijn er enkele mooie fragmenten handgevormd prehistorisch aardewerk verzameld, die ons meer informatie kunnen verschaffen over de datering van deze vindplaats(en). Door middel van koolstofdatering van houtskool uit de verschillende structuren moet blijken of deze sporen samen een nederzetting vormen, of dat hier sprake is van verschillende fasen van menselijke bewoning in dit gebied.