Opgraving Catharina- straat 91-93 2000

Archeologie
1250 tot 1860
1634 1634

Rondleiding over de opgraving met centraal de opgegraven torenfundering

1635 1635

Verbrand kannetje van Elmpter aardewerk. Datering tweede helft dertiende eeuw. Aangetroffen in wandgreppel van een houten woonhuis.

1636 1636

Steengoed oliekannetje, datering midden zestiende eeuw. Gevonden in een afvalkuil op het achterterrein.

1637 1637

Spaarvarkentje, roodbakkend aardewerk, midden zestiende eeuw. Gevonden in een afvalkuil op het achterterrein.

1638 1638

Koperen munt, een dubbele mijt. Geslagen tussen 1427 en 1435.

/

De opgravingscampagne op het achterterrein van Catharinastraat 91-93 in de winter van 2000 vormde de afsluiting van een reeks opgravingen die hebben plaatsgevonden tussen het Valkenberg, het Begijnhof en de Kennedylaan. Rond 1600 was dit gebied de achtertuin van Charles de Héraugière. Deze bevelhebber van het turfschip en latere gouverneur van de stad vormt een belangrijke rode draad door de opgravingen. Het grondgebied van de Héraugière, en met name de siertuin, liep aanzienlijk verder naar het noorden toe en werd aan de noord- en westzijde begrensd door de toentertijd opgevulde middeleeuwse stadsgracht. Het zestiende-eeuwse wooncomplex is rond 2000 volledig gerestaureerd en heet nu Hof van Héraugière.

BR 29 00 topo new
BR 29 00 1824 new
De opgravingsputten op de huidige topografie en op het kadastraal minuutplan 1824. In grijs het omliggende archeologische onderzoek.

Binnenplaats

Op de binnenplaats van het hofhuis zijn in 2000 twee werkputten aangelegd: werkput 1 en 3. In werkput 1 werden twee skeletten aangetroffen. Deze lagen boven op elkaar begraven: de onderste lag netjes op de rug; de bovenste bleek echter een herbegraving te zijn (wervelkolom was uit verband getrokken, ledematen lagen op een hoopje bij elkaar). Het betreft een man van tussen de 21 en 24 jaar en een man die tussen de 37 en 43 jaar oud was. Een datering was niet mogelijk.
In een smalle uitbreiding van de werkput naar de funderingen van het huidige gebouw werden op deze diepte meerdere bouwelementen aangetroffen. De fundering van het huis vertoont op deze plaats een dichtmetseling. Boven bovenstaande bouwelementen en skeletten waren de lagen sterk verstoord. Een relatie tussen de skeletten en bouwsporen t.o.v. de huidige bebouwing was niet vast te stellen.

BR 29 00 6
BR 29 00 5
Het blootleggen van de aangetroffen skeletten tegen de westgevel op de binnenplaats

In werkput 3 werden een aantal paalkuilen en een ondiep greppeltje waargenomen. Deze paalkuilen waren door een natuurlijke zwarte laag gegraven tot in het gele dekzand. De omvang van deze houtbouwconstructie is door de betrekkelijk kleine omvang van de werkput vooralsnog onduidelijk. Datering op basis van een enkel dertiende-eeuws (verbrand!) kannetje is niet betrouwbaar maar kan een indicatie zijn voor de vroegste bewoning van dit erf.

Achterterrein

In de werkputten 4 en 7 t/m 10 bestaan de oudste sporen uit grote kuilen die tot in de leemlaag in de natuurlijke ondergrond zijn gegraven. De kuilen zijn gevuld met donkerbruin tot zwarte venige lagen, leembrokken maar ook oranje/gele mestlagen. De functie van de kuilen is vooralsnog onduidelijk; het lijkt er echter op dat er een relatie is met de natuurlijke leemlaag: ofwel leemwinning ofwel bodemverbetering (door het doorgraven van de waterkerende leemlaag zal de afwatering van het terrein sterk verbeterd zijn). Aangetroffen bouwelementen: de fundering van een stadsmuurtoren alsmede een overkluisd riool/afvoer. De overkluizing bestaat uit grote hergebruikte stukken natuursteen die afkomstig lijken van grafstenen. Met dit riool waterde Catharinastraat 91-93 af in het na 1600 nog intacte deel van de stadsgracht. De toren is aan de zuidzijde zeer diep gefundeerd: de natuurlijke leemlaag is daar weggegraven zodat de toren op het onderliggende dekzand gebouwd kon worden.

BR 29 00 3
BR 29 00 1
De opgravingsputten op resp. de binnenplaats en het achterterrein. Rechts is de torenfundering goed zichtbaar.

Stadsgracht en aarden wal

De stadsgracht viel net buiten het bereik van de in deze zone aangelegde werkputten. Deze gracht is in een later stadium bij het ontgraven van de bouwput wel waargenomen en ingemeten waarbij een groot aantal bijzondere vondsten zijn geborgen. Vermoedelijk hebben de bewoners van hier direct afval in geloosd.
Op het terrein grenzend aan het Begijnhof zijn de volgende archeologische sporen aangetroffen: de stadsgracht (niet nader onderzocht), een overkluisd riool (ook aangetroffen tijdens de AVB-campagne van 1987), spitsporen, een ondiepe kuil met zestiende-eeuws glaswerk en aardewerk en een concentratie paalkuilen. Een duidelijke structuur is echter niet te herkennen. Alle sporen zijn pas op het niveau van het natuurlijk dekzand herkend. Het gebrek aan sporen uit de veertiende en vijftiende eeuw kan deels verklaard worden door de aanwezigheid van een brede aarden wal, die hier in de late dertiende eeuw is aangelegd. Deze tegen de stadsgracht aanliggende wal werd hier niet alleen als flauw grondspoor aangetroffen zoals in 1987, maar als een daadwerkelijke laag. Er werden in deze laag geen vondsten aangetroffen.

BR 29 00 2
BR 29 00 4
Overzicht over het opgravingsterrein met rechts een detailfoto van de torenfundering

Deel dit artikel

Nieuwsbrief

Aanmelden

Ook interessant

Idee icoon

Mis je iets? Informatie onjuist? Ideeën?

Mail je reactie
Erfgoedweb is een initiatief van
gemeente Breda
chevron-up Scroll naar boven