Vanaf ongeveer 1870 gingen de steden in Nederland enorm groeien. De welvaart nam toe, spoorwegen werden aangelegd, de vestingwerken rond verschillende steden werden gesloopt, de industrie breidde zich uit en er werden voor het eerst in lange tijd weer grote stadsuitbreidingen gerealiseerd. Van 1870 tot 1876 werd de vesting Breda ontmanteld. Leider van deze operatie was de Arnhemse architect F.W. van Gendt.
Tezelfdertijd was er sprake van een oplevend nationalisme. Het Oranjehuis ging functioneren als een unificerend symbool. Alle grote en middelgrote steden in Nederland kregen een nieuwbouwwijk met straten die genoemd waren naar leden van het koninklijk huis. Breda heeft aan deze tendens een eigen inhoud gegeven. Hier werden straten genoemd naar de Nassaus, de voorouders van Willem van Oranje. Deze straatnaamgeving ondersteunde ook de pretentie van Breda als residentiële stad.
Een fraai wandelpad
Van Gendt maakte ook de plattegrond voor de nieuwe straten, het zogenaamde Plan van Uitleg. Hij modelleerde zijn ontwerp rond de Singelgracht. Hij verlengde vervolgens de belangrijkste straten tot aan de reeds bestaande uitvalswegen. De singelgracht was bedoeld om de waterafvoer te verbeteren. Ze kregen echter nóg een belangrijke taak: ze maakten een aangename wandeling mogelijk. Voordat de wallen werden geslecht, was dit de geliefkoosde wandeling van de Bredanaars en de singels namen deze taak nu over. In 1874 al werd de singelweg beplant met bomen. In 1877 kreeg de huidige Nassausingel de naam Oostbinnensingel. Aan de stadszijde van de Nassausingel strekte zicht de uitgebreide exercitieterreinen uit van de nieuwe Chassékazerne en de al bestaande Kloosterkazerne.