Het klooster Vredenberg, na 1476
Deze vrouwe van Breda, die in de stad een prominente persoonlijkheid moet zijn geweest, overtrof naar men zegt al haar voorgangsters of opvolgsters in godsvrucht. Zij stichtte in 1476 het klooster Vredenberg op Boeimeer en in 1478 dat van de Grauwe Zusters bij Valkenberg. Samen met haar man wordt zij in verbinding gebracht met allerlei gebeurtenissen op religieus vlak die tijdens hun leven te Breda plaatsgrepen: de overbrenging van het Sacrament van Niervaart naar Breda (1449), de hervorming van het klooster Catharinadal (1461/1463), de reorganisatie van het Bredase kapittel (1465) en de bouw van de kerktoren (1468). Zij gaf rond 1470 te kennen een besloten klooster van vijf-en-twintig heilige maagden en nonnen op te willen richten van de orde en de regels van de heilige Sint Augustijn. Dit klooster moest gesticht worden op een plaats genaamd Woestenberg (bij Bavel).
Odilia, dochter van Jan van Nassau en Maria van Loon, was de eerste priorin. Zij stierf op 22 april 1495 te Alkmaar. Later werd het klooster verplaatst naar Boeimeer onder Princenhage, waar het de naam van Vredenberg droeg. Het gebouw is verdwenen in de Tachtigjarige Oorlog en heeft bovengronds geen spoor nagelaten. Gedurende de belegering van Breda in 1577 werd het geplunderd en in de as gelegd. De nonnen vonden een schuilplaats in de stad, vanwaar zij in 1610 verhuisden naar Lier.
Overlijden en uitvaart, 1502
Maria van Loon is pas op 20 april 1502 gestorven, dus ná haar schoondochter Cimburga van Baden. Zij werd niet op korte termijn begraven want op 17 mei werd de heer van Kruiningen uitgenodigd bij haar uitvaart aanwezig te zijn en toen moest deze dus nog op weg naar Breda. Zij heeft dus minimaal anderhalve maand boven aarde gestaan hetgeen verklaart waarom adellijke doden gebalsemd moesten worden. Uiteraard werd de uitvaart in de rentmeestersrekening van 1502 uitvoerig genoteerd. Vier priesters droegen na haar dood een jaar lang elke dag drie missen op in het Herenkoor (aan de noordzijde van het hoogkoor van de Grote Kerk, waar nu het gotische Nassaumonument staat), "ter lafenis van haar ziel".
Jaargetijden
Jaarlijks moest op de sterfdag van Maria een mis worden gelezen. Dit moest gebeuren in het klooster Vredenberg, in Maastricht, in Siegen en in Breda (de kapittelkerk, de Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk). Daarnaast werden er op bevel van graaf Hendrik III jaargetijden voor haar gebeden .
Grafmonument, kort na 1511
Jan IV en Maria van Loon zijn bijgezet onder het grafmonument van de eerste Bredase Nassaus in de noordelijke kooromgang van de Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk. Het echtpaar staat op het monument aan de rechterzijde afgebeeld. Achter het echtpaar staan hun patroonheiligen, de kerkvader Hiëronymus en Johannes de Doper. Het grafmonument is opgericht door graaf Hendrik III van Nassau, kort na 1511. Bij de restauratie in 1996 werden onder andere in een zeer goed bewaarde kist van eikenhout uit het Oostzeegebied de resten van Maria van Loon terug gevonden.
Straatnaam, 2012
Op 7 februari 2012 kreeg de onderdoorgang van het station de naam Gravinnen van Nassauboulevard. De twee torens aan de zuidzijde van het station, aan de zijde van het Stationsplein, kregen de namen van Johanna van Polanentoren en Maria van Loontoren.
Literatuur
V. van der Aura, Geschiedkundige bijdragen betreffende het Norbertinessenklooster van St.-Catharinadal (Oosterhout, 1894).
Gerard Otten, ‘De Nassaustraatnamen in Breda, een verkenning’, in Engelbrecht van Nassau, jaargang 2010, nummer 4.
Gerard Otten, ‘Nieuwe Nassaustraatnamen in Breda (Nieuwe Straatnamen, aflevering 41)’, in Engelbrecht van Nassau, jaargang 2012, nummer 2.
V. Paquay, ‘Dynastiek zelfbewustzijn in steen, herdatering en situering van het Nassaugrafreliëf in de Grote Kerk te Breda’, in Jaarboek de Oranjeboom XL (1987).
V. Paquay, ‘De laatste Vrouwe van Breda op Huize Valkenbergh: Maria van Loon-Heinsberg (1502)’, in Jaarboek de Oranjeboom XLIII (1990).