In de winter van 2015 en het voorjaar van 2016 hebben archeologen van resp. onderzoeksbureau Aeres en Arcadis archeologisch onderzoek uitgevoerd tussen de bouwblokken van de Fröbelstraat, Montessoristraat en de Jan Ligthartstraat. De westelijke en oostelijke proefsleuven waren zo erg verstoord dat daar geen verder onderzoek heeft plaatsgevonden. De centrale proefsleuven zijn in 2016 opgenomen in een grotere werkput.
Het grondgebied rondom het onderzoeksgebied werd tussen 1948 en 1959 bebouwd. Daarvoor lag het in de nabijheid van de hoeve Scharenburg. Het bevond zich grotendeels binnen het open akkercomplex De Heuvel. Het uiterste westelijke deel van het plangebied maakt onderdeel uit van de akkers van Eindhoven.
Heuvel en Eindhoven vormden kleine gehuchten die in het gebied tussen Princenhage en Breda lagen. Volgens Leenders was de hoeve Scharenburg oorspronkelijk bekend als de hoeve van Eindhoven. Het was een Gageldonkse enclave die was uitgegroeid tot een grote boerderij. De naam is een verwijzing naar de naam van een vroegere bezitter Frans van Scharenborch en zou mogelijk al in 1594 in de bronnen worden genoemd.
Opgraving Montessoristraat 2015/16
Drie vindplaatsen
Het onderzoeksterrein kan worden ingedeeld in een noordelijke, hoger gelegen zone, en een zuidelijke, lager gelegen en nattere zone. Tijdens het onderzoek zijn drie vindplaatsen aangetroffen. Alle drie de vindplaatsen betreffen nederzettingsterreinen of de periferie daarvan. De vindplaatsen dateren uit de Late IJzertijd (250-12 v.Chr.) de Volle Middeleeuwen (900-1200) en de Nieuwe Tijd (16e-18e eeuw). Overigens werden de sporen uit de verschillende perioden over en door elkaar heen aangetroffen wat de interpretatie wel bemoeilijkte.
Late IJzertijd
De oudste vindplaats betreft een slecht geconserveerd nederzettingsterrein in de hoger gelegen, noordelijke zone van de werkput, waarbij de watervoorziening in de zuidelijke, lager gelegen zone gelegen is. Kenmerkend is de van de overgang van het iets hoger gelegen deel van het terrein naar het lager gelegen deel van het terrein
In het hoger gelegen deel bevinden zich nederzettingssporen in de vorm van kuilen en paalkuilen. In het lager gelegen deel bevindt zich ten minste één waterput en enkele greppels, die als l onderdeel van vindplaats kunnen worden gezien.
Volle middeleeuwen
Deze vindplaats betreft een matig tot slecht geconserveerd nederzettingsterrein in de hoger gelegen, noordelijke zone van het plangebied. Zij dateert uit de volle middeleeuwen (900-1200) en is begrensd ter plaatse van de overgang van het iets hoger gelegen deel van het terrein naar het lager gelegen deel. Er konden drie structuren worden herkend in de verschillende palenclusters. Hiervan betreft er één vermoedelijk een deel van een huisplattegrond, zij het in slecht geconserveerde toestand. De overige structuren betreffen een – vermoedelijke – spieker en een palenrij, mogelijk onderdeel van een verder niet bewaarde huisplattegrond. het vondstmateriaal bestaat uit importaardewerk en regionaal vervaardigd kogelpotaardewerk. Naar het westen toe, richting Princenhage-dorp, zijn verscheidene vergelijkbare vindplaatsen bekend.
Nieuwe Tijd
Voor de jongste vindplaats wijzen met name de greppels en (de inhoud van) kuilen in het zuidelijke deel van plangebied op de randzone van een nederzettingsterrein, waarbij de greppels als buitenste begrenzing van het nederzettingsterrein moeten worden gezien. De aanwezigheid van bouwpuin wijst op (gedeeltelijke) steenbouw in de directe omgeving. Daarvan is een beperkte hoeveelheid bouwpuin in de tweede helft van de 17e of eerste kwart van de 18e eeuw in een puinkuil beland.