In het kader van de (toen nog actuele) herinrichting van het parkeerterrein "Achter de Lange Stallen" (Mols parkeerterrein) is er een proefsleuf aangelegd achter de St. Joostkapel, om vast te stellen hoe de conserveringsgraad was van het oostelijke deel van de kapel en de achter gelegen begraafplaats.
De St. Joostkapel werd in 1436 gebouwd, maar is in 1817 sterk ingekort. In 1515 is het grafveld in gebruik genomen. Wanneer de kapel haar religieuze status verliest in 1637, blijft de begraafplaats nog in gebruik. Pas in 1810 vindt de laatste bijzetting plaats.
Na dit proefsleuvenonderzoek heeft er in 2012 een vervolgonderzoek plaatsgevonden om de bewaringscondities van het gehele terrein tussen de Lange Stallen en de bebouwing aan de Ginnekenstraat te onderzoeken.
Opgraving Achter de Lange Stallen 2008
De St. Joostkapel
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn muurresten van de kapel aangetroffen. Van de kapel werd in 1817 de achterste 22 m afgebroken. Vanaf de hoekpunt van de huidige kapel bevindt het aangetroffen muurwerk zich precies op 22 m afstand. Het is echter wel opmerkelijk dat bij de sloopwerkzaamheden een deel van de kapelmuur is blijven staan, waarbij de muur nauwelijks beschadigd is. Het is niet bekend waarom dit muurdeel niet verwijderd is. De datering van het bouwmateriaal is waarschijnlijk 15e-eeuws .
Daarnaast is het zeker dat de vijf graven binnen het gebied van de kapel liggen. Daaruit kan geconcludeerd worden dat ook binnen de St. Joostkapel begraven is.
De klokkenoven
Wanneer de volledige lengte van de St. Joostkapel in gedachten wordt genomen, bevond zich in het midden een oven. Op basis van de vondsten als stukjes brons, verbrande en verslakte baksteen en metaalslak lijkt het hier te gaan om een bronsoven, zeer waarschijnlijk van een klok. Kerkklokken worden meestal op de locatie zelf gegoten, omdat het gewicht te groot is om de klok naderhand nog te verplaatsen en ook om transportschade uit te sluiten. Uit Breda is bekend dat de klok van de Grote Kerk op het terrein van de St. Joostkapel is hergoten. Dit is echter al in 1667 gebeurd. De St. Joostkapel bestaat dan nog uit een 28 m lang gebouw. De locatie van de bronsoven bevindt zich binnen het gebouw. De literatuurgegevens zijn niet zo gedetailleerd over het hergieten van de Grote Klok dat gesproken wordt over binnen of buiten de kapel, slechts ‘het terrein van de St. Joostkapel’ wordt vermeld.
Op basis van deze gegevens kunnen we concluderen dat de gevonden bronsoven zeer waarschijnlijk gebruikt is voor het vervaardigen van de klok van de St. Joostkapel. Wanneer dit precies gedaan is, is niet meer te achterhalen. Zowel de literatuurgegevens als het baksteenmateriaal dateren de oven in de 17e eeuw. Misschien dat de eerder genoemde klokkengieters dezelfde oven/kuil gebruikt hebben.
.
De begraafplaats
Door de wisselende oriëntatie van de graven (zowel oost-west als west-oost) lijkt er weinig zorg te zijn besteed aan de graven en de begravingen. Dit komt overeen met de status van het grafveld, een plek voor armen en veroordeelden. Een deel van de graven met een west-oost oriëntatie behoort mogelijk tot een vroegere fase, wanneer de begraafplaats nog gewijde grond is en er wel zorg aan de graven wordt besteed.
Van 1515 tot 1810 is de begraafplaats bij de St. Joostkapel in gebruik. In 1821 is deze provisorisch geruimd. Laatstgenoemde gebeurtenis is tijdens het proefsleuvenonderzoek duidelijk in het plangebied zichtbaar: over een lengte van tenminste 26 m tot het einde van de werkput aan de oostzijde bevinden zich puinbanen die voornamelijk uit botmateriaal bestaan. Dit zijn de geruimde graven die ter plaatse zijn herbegraven.
Onder deze puinbanen bevinden zich echter nog in situ graven. Deze liggen op een dieper niveau en hoefden kennelijk niet geruimd te worden voor de aanleg van een moestuin.
Graven binnen de kapel
Waarschijnlijk is een deel van de graven die zich binnen de kapel bevonden ook geruimd. Binnen de kapel zijn ook puinbanen gevonden, maar hier is geen botmateriaal aangetroffen. Aangezien de kapel na haar religieuze functie verschillende profane functies heeft gehad, kan het zijn dat de ruiming van de graven hier zorgvuldiger gedaan is dan buiten de kapel. In 1821 is de kapel verbouwd tot woonhuis.
Graven die binnen de kapel zijn aangetroffen, zijn misschien buiten bij de rest van de graven gedeponeerd. Een deel van het botmateriaal kan ook in de knekelkuil geplaatst zijn. Deze bevindt zich echter wel binnen de kapel, direct tegen het muurfragment. Voor beide verklaringen zijn helaas geen harde bewijzen aangetroffen tijdens het proefsleuvenonderzoek.