In het Liesbos, Mastbos, Ulvenhoutse Bos, Chaambos en het Sint Annabos was het beheer gericht op een regelmatige oogst van hakhout en opgaande bomen, terwijl er ook gejaagd moest kunnen worden, zegt de historisch-geograaf Karel Leenders. In 1619 werd begonnen met de modernisering van het Liesbos. Het bos werd vergroot en omgeven met een wal en een gracht, met daarbuiten een brede met bomen te beplanten weg. Binnen het bos werden in eerste instantie twee elkaar loodrecht kruisende dreven aangelegd: de Nieuwe Dreef en de Huisdreef. In het bos stond een jachtopziendershuis van de heren van Breda. In een latere fase, maar nog in de zeventiende eeuw, werden min of meer evenwijdig aan de twee eerste dreven nog meer dreven aangelegd, zodat het bos in een aantal vrijwel rechthoekige perken verdeeld werd. Een van de dreven werd op de toren van Breda gericht. Het bos lijkt vooral als jachtbos beheerd te zijn. In het bos zou al in de zeventiende eeuw een reigerkolonie gezeten hebben. Twee perken in het bos zijn daarnaar genoemd: de Grote en Kleine Reigerij. Men joeg met valken op reigers.
Dreefnamen
Het Liesbos wordt van noord naar zuid en van oost naar west doorsneden door een stelsel van brede dreven. Om ons hier te kunnen oriënteren zijn straatnamen, of beter gezegd dreefnamen, noodzakelijk. De namen van de dreven zijn al heel erg oud. Ze zijn voor het grootste deel tamelijk praktisch: Huisdreef, Nieuwe Dreef, Torendreef enzovoorts. Sommige namen zijn afgeleid van de situatie ter plekke, zoals de Schoneboomsdreef en de Morteldreef. Enkele namen hebben een ontstaansgeschiedenis waar wat meer uitleg bij noodzakelijk is. We hebben het dan over het Wilhelminalaantje onder andere.
De toponymist Chr. Buiks heeft heel veel oude toponiemen verzameld van Princenhage en dus ook van het Liesbos. Een toponiem is de naam van een geografische eenheid, van akkers, gehuchten en bossen, maar ook van straten en dreven. Zijn naam wordt hier dan ook vaak genoemd in deze beschrijvingen van straatnamen.