Als in 1617, meer dan een halve eeuw na de afbraak van de middeleeuwse stadsmuur, Breda een stadsuitbreiding krijgt aan de westzijde van de Mark, de huidige Prinsenkade, blijkt dat het bouwen van woonhuizen en brouwerijen anders aangepakt diende te worden. Een eenvoudige funderingsleuf in het schone zand voldeed niet omdat er geen stevige zandlaag te bekennen viel. De oever van de Mark bestond namelijk aan de westzijde uit een dikke slappe veenlaag. De stevige dekzandlaag zat veel te diep en voor een traditioneel aangelegde fundering zouden dan veel te veel bakstenen nodig zijn. Heipalen slaan was dan weer teveel van het goede omdat de stevige zandlaag zo’n meter diep zat. Daarom werd op een Amsterdamse, of eigenlijk “Hollandse” manier op hout gefundeerd.
Breda op z'n Amsterdams
23-11-2018Archeologisch onderzoek
In 1992 werden bij archeologisch onderzoek aan de Prinsenkade een tweetal brouwerijen opgegraven die in 1617, dus kort na de aanleg van de Prinsenkade, zijn gebouwd. Het moeten forse gebouwen zijn geweest met lange gewelfkelders van resp. 34 en 37 meter lang.
Kespen en slieten
Uniek, althans voor Breda, waren de funderingen van deze brouwerijen. Op z’n Amsterdams, met stevige eiken planken in de lengterichting onder de bakstenen funderingen. Onder de eiken planken lagen dwarsliggende balken (kespen). Bij het andere gebouw waren eerst korte paaltje (slieten) in het veen geslagen. Daarop rustten dan de funderingsplanken .
De eiken planken zorgden voor een gelijkmatige gewichtsverdeling, de slieten fungeerden als een vorm van grondverbetering. Als het gebouw verzakte gebeurde dat in ieder geval gelijkmatig…….