Tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog deed op voorstel van de dienst Openbare Werken de zogenaamde thematische straatnaamgeving zijn intrede in Breda. Straten werden genoemd naar bloemen, bomen, vogels enzovoorts. Er moesten binnen korte tijd heel veel straten van een naam worden voorzien. Bovendien had men in deze tijd nog de illusie dat elke Bredanaar elke straat in Breda zou moeten kunnen vinden. Later ging men op voorstel van burgemeester Van Sonsbeeck ook straten noemen naar schilders, zeehelden en dichters. Het zeeheldenkwartier riep het glorierijke Hollandse verleden in herinnering.
De laatste maal dat thematische straatnaamgeving op grote schaal is toegepast is in Geeren-Zuid en -Noord in 1961, waar de straten genoemd werden naar Nederlandse en Belgische architecten. Thematische straatnaamgeving werd in deze tijd al beschouwd als saai en troosteloos.
Ploegstraat
Denaam Ploegstraat komt voor het eerst voor in de legger van openbare wegen (een registratie van openbare wegen) van Ginneken van 1881. De straat werd genoemd naar de herberg de Ploeg op de hoek van de huidige Korte Ploegstraat en de Poolseweg. Deze staat reeds aangegeven op de minuut van de topografische kaart van 1840.
De Ploegstraat moet dateren uit de middeleeuwen en werd, voor dat hij de Ploegstraat heette, meestal de Molenstraat, Oude Molenstraat of Molenweg genoemd, een van de vele straten die zo heetten. De molen waar hij naar toe leidde stond in de Zandberg. Formeel behoort het gedeelte boven de Franklin Rooseveltlaan tot de wijk Blauwe Kei, in de praktijk wordt het tot het Ginneken gerekend.
De landbouwwerktuigenbuurt
In aansluiting op de Ploegstraat werden vanaf 1934 de straten ten oosten hiervan naar landbouwwerktuigen genoemd, zoals eggen, spaden, sikkels enzovoorts. In 1946 werd in een stratenlijst gesproken van de Landbouwwerktuigenbuurt.