Opgraving Begijnhof bleekveld 2012

Archeologie
1200 tot heden
BR 38 12 07 low BR 38 12 07 low

Overzicht over de opgravingssleuf gezien van de noordzijde van het Begijnhof.

BR 38 12 018 CER AW4151 low BR 38 12 018 CER AW4151 low

Fragment van een Werra schotel datering 1575-1625

BR 38 12 035 MTL4 MT4681a low BR 38 12 035 MTL4 MT4681a low

reliekhoudertje, geelkoper. Datering onbekend

BR 38 12 037 MTL3 MT4700 low BR 38 12 037 MTL3 MT4700 low

vingerhoed 16/17e eeuw, messing.

BR 38 12 05 low BR 38 12 05 low

Vulling van een 20e eeuws afvalkuiltje

/

Archeologen van de gemeente Breda hebben een inventariserend veldonder­zoek door middel van proefsleuven uitgevoerd in de tuin van het Begijnhof te Breda. De aanleiding voor dit onderzoek zijn geplande graafwerkzaamheden ter hoogte van het grasveld (het bleekveld) waarbij de bodem verstoord zal worden. De verwachtingen waren hoog omdat eventuele restanten van het geheimzinnige klooster van Johanna van Polanen aangesneden konden worden.

De opgravingsputten geprojecteerd op het kadastraal minuutplan van 1824 en op de huidige topografie. In grijs het omliggende archeologisch onderzoek.

Sloten en greppels

Eén sloot kon aan de hand van het aardewerk gedateerd worden in de 12e - begin 13e eeuw en en heeft waarschijnlijk als afwateringssloot gediend in de pre-stedelijke periode, dus voor de aanleg van de laat 13de eeuwse stadswal. Het pollenonderzoek van de vulling van deze sloot bevestigt dit vermoeden. Het bevatte stuifmeel van planten en bomen die voorkomen in een landelijk gebied maar met akkers in de directe omgeving.

Aan het eind van de werkput werd vermoedelijk het oost-west georiënteerd talud van de ‘Valkenberggracht’ gevonden. Dit grachtje begrensde het hof Valkenberg en scheidde het van de particuliere percelen aan de Catharinastraat.

BR 38 12 01 low
De opgravingsput gezien vanuit het noorden met rechts de aangetroffen sloot en de funderingsresten.

Kloosterfundering

In de werkput werd een puinfundering voor een muur met steunberen gevonden die in ver­band kan worden gebracht met het klooster dat door Johanna van Polanen rond 1440 werd gesticht. De aangetroffen fundering is waarschijnlijk aangelegd als fundament voor een muur behorende tot de kloostermuur. Mogelijk is hier het opgaande muurwerk echter nooit gebouwd en is alleen het puinfundament aangelegd. Er werden namelijk boven de funderingssleuf geen sloopresten aangetroffen. Dat het klooster gedeeltelijk wel is gebouwd behoeft geen twijfel, dat is voldoende bewezen met de vondst van de spitsbogen in het opgaande muur­werk dat nog aanwezig is in delen van enkele begijnhuisjes en delen van een gang en zaal aan de oostzijde van het Begijnhof. Het lijkt er echter sterk op dat de noordzijde van het kloosterhof nooit is afgebouwd.

Links het inmeten van de puinfundering, rechts is te zien hoe de aangetroffen fundering mogelijk past in een reconstructie van het klooster. Daarbij opgemerkt dat er dus geen fundering van een achtergevel aanwezig was.

afvalkuil

Midden onder het grasveld van het Begijnhof werd een flinke kuil gevonden, die waarschijnlijk als afvalkuil is gebruikt getuige de grote hoeveelheid organisch materiaal dat erin aanwezig was. Deze kuil kon aan de hand van het vondstmateriaal gedateerd worden tussen 1575-1625. De vele graanzemelen die in het botanisch monster werden gevonden en de aanwezigheid van darmparasieten zijn typerend voor beer (menselijke uitwerpselen). Mogelijk was er tijdelijk een verbod, uitgevaardigd door de buurman, Charles de Hèraugiére, om een secreet net buiten het Begijnhof te gebruiken. Het zou op een oude gracht op zijn terrein lozen. Daardoor moesten de Begijnen hun afval en beer op hun eigen hof kwijt.

Deel dit artikel

Nieuwsbrief

Ook interessant

Idee icoon

Mis je iets? Informatie onjuist? Ideeën?

Mail je reactie
Erfgoedweb is een initiatief van
gemeente Breda
chevron-up Scroll naar boven