In het voorjaar en zomer van 1990 werd er op het terrein van Catharinastraat 87 een groot archeologisch onderzoek uitgevoerd, samenhangend met de sloop en nieuwbouw op het betreffende terrein (voormalige Jan Hendrikx meubelzaak). Het onderzoek heeft in drie fasen plaatsgevonden waarvan de eerste fase in het reeds half uitgebrande pand. De opgraving vond plaats aan de rand van een laaggelegen gebied dat zich verder in het park Valkenberg uitstrekt. In de directe omgeving werd al twaalfde eeuwse bewoning aangetroffen.
Opgraving Catharinastraat 87 1990
De oudste bewoning
De oudste bewoningsresten dateren wellicht uit de twaalfde, begin dertiende eeuw. Afgezien van een klein aantal sporen van houten gebouwen, zijn het vooral sporen van ambachtelijke werkzaamheden die in deze fase opvallen. Daarbij moet rekening gehouden worden met het feit dat de Catharinastraat vermoedelijk nog niet was aangelegd en een waterloopje het gebied diagonaal kruiste.
Het eerste woonhuis
In de eerste helft van de veertiende eeuw kennen we met zekerheid het bestaan van een eerste (woon)huis op het perceel. De verzamelde gegevens zijn weliswaar summier, maar voldoende om te weten dat het gaat om een klein houten vakwerk huis dat gefundeerd is op een massieve bakstenen fundering en een lemen vloer. Het huis was waarschijnlijk op de Catharinastraat gericht. Het huis werd vervangen door een stenen huis en kende een aantal uitbreidingen. Rond 1400 werd het bewoond door een kanunnik van het kapittel van de Grote Kerk.
Wat stond er in de krant?
De Kloosterfase
In de periode 1430-1440 is in het gebied tussen de Catharinastraat en de middeleeuwse stadsmuur een middeleeuws klooster gebouwd door Johanna van Polanen, vrouw van Engelbrecht van Nassau. Het initiatief hiervoor was uit een summiere historische vermelding wel bekend, maar historici waren van mening, dat het project nooit gerealiseerd was of slecht beperkt was gebleven tot de bouw van de huidige Waalse kerk. Het nieuwe onderzoek laat zien dat er wel degelijk een kloostercomplex gebouwd is geweest. Tijdens het onderzoek zijn in de gemene muur met het begijnhof resten van twee, meters hoge kloosterbogen te voorschijn gekomen. Deze bogen maken, samen met opgegraven funderingen hoogstwaarschijnlijk deel uit van een grote kloostergang die ooit ten noorden van de Waalse kerk (nu als kloosterkerk te interpreteren) lag. Het klooster heeft niet lang bestaan. Het is niet ondenkbaar dat de combinatie van de (Waalse) kerk met de restanten van het klooster voor de begijnen een reden was om hier hun nieuwe hof in te richten. Op het perceel naast het Begijnhof verscheen op het kloosterperceel voor1560 een brouwhuis waarvan tijdens de opgraving resten in de vorm van watergoten en putten zijn aangetroffen.
Het Capucijnerklooster
In 1568 brak de Tachtigjarige Oorlog uit die voor Breda zo desastreus zou verlopen. Toen in 1625 de Spaanse veldheer Spinola Breda heroverde, vestigde zich in zijn spoor opnieuw een aantal kloosters in stad. De Paters Capucijnen kochten in de Catharinastraat daartoe de panden 91/93, 89 en ook 87. Hun verblijf zou slechts van korte duur zijn. In 1637 moesten de Paters Capucijnen opnieuw de stad verlaten maar toch wisten zij door verbouwen en samenvoeging van de genoemde panden een ruim kloostercomplex op te zetten. Enige jaren na hun vertrek werd het complex verkocht en opnieuw in verschillende woonheden opgesplitst. Ook over dit klooster is zeer weinig bekend.
Latere opgravingen
In 2007, 2008 en 2012 hebben er diverse onderzoekjes op het Begijnhof plaatsgevonden om de veronderstelde kloostervleugels en -gang terug te vinden. Dit met een wisselend resultaat. Onderzoek op het grasveld midden in het begijnhof heeft wel funderingen aan het licht gebracht maar niet wijst er op dat de kloostergang is afgebouwd.
De vondsten
Het onderzoek heeft een grote hoeveelheid archeologische vondsten opgeleverd uit de 16e en 18e eeuw. Dus van ná de kloosterfase. Eén van de putten lijkt aan de periode gekoppeld te kunnen worden dat het Capucijnerklooster hier gevestigd was. De belangrijkste vondsten uit deze beerputten zijn in de gallery, boven aan de pagina, opgenomen. Enkele afvalkuiltjes op het achterterrein zijn uit de 15e eeuw, dus kunnen in verband staan met het de korte periode dat het klooster gefunctioneerd heeft. Een belangrijke vondst uit één van deze kuiltjes is een groot aantal fragmenten van minstens twee pelgrimshoorns van het zogenaamde "waldhorn"type.