Staatsman en dichter
Constantijn Huygens behoort met Hooft, Vondel en Bredero tot de grootste Nederlandse renaissance schrijvers. Hij was diplomaat, maar vooral componist en dichter, die in zijn werken een aantal malen zijn liefde voor de stad Breda tot uitdrukking bracht. Hij was tevens secretaris van twee prinsen van Oranje, Frederik Hendrik en Willem II. Hij correspondeerde met de grootsten van zijn tijd, onder anderen René Descartes, Francis Bacon, Pierre Corneille, Antonij van Leeuwenhoek en John Donne.
Terheijden en Breda
Constantijn Huygens werd geboren in 1596 in Den Haag als tweede zoon van Christiaan Huygens (de oude), secretaris van de Raad van State, en Susanna Hoefnagel, een zuster van de Antwerpse schilder Joris Hoefnagel. De vader van Constantijn werd geboren in Terheijden en groeide op in Breda. Constantijn’s moeder kwam uit Antwerpen. In zijn komedie Trijntje Cornelis (1653) gaf Huygens het Antwerps, dat hij kende van zijn moeder in zijn jeugd en de latere bezoeken aan deze stad, zeer fraai en treffend weer. De naam Constantijn verwijst naar de ‘constantia’, de standvastigheid van de stad Breda in de vrijheidsstrijd. De stad was peter bij Constantijns doop. Als pillegift (doopgeschenk) ontving de kleine Constantijn van de stad een verguld zilveren schaal. In 1616 ging hij rechten studeren in Leiden. Zijn studie was vooral bedoeld om maatschappelijke contacten te leggen die hen later zouden kunnen helpen bij het opbouwen van een loopbaan. Hij sloot zijn studie af in 1617 en keerde terug naar Den Haag.