Bij archeologisch onderzoek in 1997 in de Kraanstraat werd een beerput opgegraven die een grote concentratie visafval bevatte. Het leek er op of dit afval in een heel korte periode weggegooid is, misschien zelfs in één keer. Aan de hand van dateerbare vondsten kon de inhoud van de put tussen 1550 en 1650 gedateerd worden.
Kabeljauw uit de Kraanstraat
10-01-2024Bij een herinventarisatie van de vondsten kwam dit afval weer op tafel. Het bleek nog nooit goed bekeken te zijn. Wat opviel was de grote hoeveelheden wervels. Deze bleken afkomstig te zijn van forse kabeljauwen.
In onze regio heeft kabeljauw pas tegen het eind van de 15de eeuw belangrijk aandeel in het visafval dat bij archeologisch onderzoek wordt aangetroffen. De vraag blijft is of de stijging in archeologische kabeljauwbotten door de consumptie van meer verse, voor onze kust gevangen vis komt, of door een groeiende import uit Noord-Europa. Dat laatste lijkt bij onze visresten het geval omdat de afmetingen van de wervels wijzen op een groot formaat kabeljauw die voorkwam in de koude viswateren rond Scandinavië.
Daarnaast is het de vraag of we hier met de resten van stokvis te maken hebben. Dit is kabeljauw die aan de lucht gedroogd werd en ontdaan werd van kop en ingewanden. Een ideale manier van conserveren. Voordat de vis gegeten kon worden moet deze eerst ‘gebeukt’ worden. (Zie afbeelding) Daarbij werd de droge vis geklopt en gehamerd waardoor ze beter vocht opneemt en malser wordt. Om de vis zacht te maken moest hij dan minimaal 36 uur op een koele plaats geweekt worden.