In 1986 werd de oude uit 1929/30 daterende heteluchtverwarming in het schip van de Grote kerk vervangen door een elektrische vloerverwarming. Daarbij werden alle vloertegels en enkele grafplaten verwijderd. Dit gaf voor het eerst de mogelijkheid om meer te weten te komen over eventuele voorgangers van de huidige kerk.
Er werden geen oudere vloerniveaus aangetroffen en slechts enkele grafkisten. Wel konden de fundamenten van zeven zuilen en de twee oostelijke torenvoeten gedocumenteerd worden. Van de twee vieringpijlers kon slechts de bovenzijde van de fundamenten bekeken worden.
Waarneming Grote Kerk 1986
Uit het onderzoek is gebleken dat de ontgraven fundamenten in twee perioden zijn opgebouwd. Oudere fundamenten zijn hergebruikt voor de huidige pijlers en dus het huidige schip. Op de oudere fundamenten werd een nieuwe bakstenen voet gemetseld met kleinere stenen waarop de natuurstenen voetstukken van de pijlers rustten. Soms werden ver uitstekende delen van de oudere blokken weggekapt. Bij andere pijlers werd het oude fundament juist verbreed.
In de onderbouw van één zuil was Doornikse steen (secundair ?) verwerkt. In de losse grond rond de fundamenten werden ook brokken tufsteen aangetroffen.
Tussen de zuilfundamenten werd geen ouder muurwerk aangetroffen. Er waren dus in ieder geval zijbeuken.
De resultaten van dit onderzoek waren ondanks het "lege" middenschip verrassend. Voor het eerst werd aangetoond dat de voorganger van de hudige kerk al een middenschip heeft gehad met respectabele afmetingen. Bovendien werd aangetoond dat er al zijbeuken aanwezig waren. Archeologisch onderzoek uit 1997 heeft uiteindelijk dit beeld bevestigd. Of dit uiteindelijk de kerk was die al in 1269 genoemd werd is niet duidelijk.