In de zomer van 2014 heeft er een proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden op het Dr. Jan Ingen Houszplein. De aanleiding voor het onderzoek was de herinrichting van het plein waarbij delen van het bodemarchief verstoord zouden worden. Er werden resten van de vestingwerken en van de Haagweg verwacht.
Opgraving Ingenhousz- plein 2014
Gracht behorende bij Lunet A
Het archeologisch onderzoek heeft voornamelijk sporen en vondsten opgeleverd uit de nieuwe tijd B en C (1650 - heden). In het zuidelijke deel van het plein is de gedempte gracht behorende bij het verdedigingswerk Lunet A aangetroffen. Dit verdedigingswerk maakte onderdeel uit van het zogenaamde Antwerpse front dat in 1841 is aangelegd. Al 25 jaar na de aanleg van dit verdedigingswerk werden de vestingwerken geslecht. De oriëntatie en de ligging van de gracht komen overeen met de verwachte ligging van de gracht zoals bekend van oude kaarten. Door de aanleg van deze gracht zijn oudere archeologische sporen en resten in het plangebied verdwenen.
Haagweg
In het noorden van het plangebied is een greppel gevonden die de Haagweg geflankeerd heeft ten tijden van de vesting na de ombouw door stadhouder-koning Willem III rond 1682. De Haagweg is dan anders georiënteerd richting de Haagse poort dan voorheen het geval was. Volgens de vestingkaart lag de Haagweg tot 1591 op dezelfde locatie als de huidige Haagweg. Bij de verbouwing van de vesting door prins Maurits verandert deze oriëntatie van noordoost-zuidwest naar oost-west. De greppel is vermoedelijk bij de aanleg van Lunet A gedempt bij de aanleg van de gracht op deze locatie. Ten noorden van de gracht zijn ook nog enkele paalsporen gevonden. De palen zijn waarschijnlijk gelijktijdig met de greppel op het terrein aanwezig geweest (tussen 1682-1840). Helaas was niet te achterhalen wat de functie van deze palen is geweest.
Kleipijpen
Er zijn drie opvallende kleipijpen in de greppel gevonden, die dateren uit de vroege achttiende eeuw. Typerend voor de kleipijpen uit deze periode is de trechtervormige ketel die aan het eind van de zeventiende eeuw ontstond doordat men grotere pijpenkoppen wilde waar meer tabak in paste. In de eerste helft van de achttiende eeuw was het trechtervormige model zeer populair onder de pijprokers. Twee van de drie kleipijpen hebben een hiel met hielmerk. De derde heeft een zogenaamd spoor (puntige hiel) in plaats van een platte hiel. De hiel van de pijp was oorspronkelijk bedoeld om de pijp op neer te kunnen leggen, maar was ook de ideale plek om een merkteken in te stempelen. De hielmerken op de gevonden pijpen zijn goed herkenbaar: een rijksappel en een trapgevel. Ook is goed te achterhalen welke pijpenmakers deze hielmerken in gebruik hadden. De trapgevel is een merkteken dat door drie verschillende Goudse pijpenmakers in gebruik is geweest tussen 1719 en 1750. De rijksappel (of wereldkloot) is eveneens door drie pijpenmakers uit Gouda gebruikt, maar tussen 1674 en 1760.