Op het achtererf van één van de huisjes aan de Molenstraat werd een gemetselde afvalput met een bijzondere vulling opgegraven. De vulling van de (vermoedelijk achttiende eeuwse) put was gelaagd als een spekkoek: tientallen dunne laagjes, afwisselend donker en licht van kleur. De donkere laagjes bevatten veel scherven glas en aardewerk en bleken boordevol organisch materiaal -met name visresten- te zitten. Ze werden telkens afgedekt door een laagje vrij schoon zand. Men kan zich voorstellen dat het visafval in de put behoorlijk ging stinken, letterlijk wat zand erover heeft de geur waarschijnlijk draaglijker gemaakt. Tijdens de opgraving in 1991 zijn de laagjes bemonsterd en is 190 liter grond, laagje voor laagje, op een fijne maaswijdte gezeefd.
Visafval onder de loep
05-04-2016Vrijwilligers buigen zich nu met een engelengeduld over de residuen van deze zeefmonsters. De donkere, humeuze laagjes uit de put bevatten opvallend veel schubben en wervels van vissen. Resten van kabeljauw, schelvis, 'platvis’, paling, baars, snoek en 'karperachtigen' konden al worden herkend. Ook zitten er diverse zaden, pitten en schelpen in het zeefresidu: archeologische resten die ons meer kunnen vertellen over wat er in vroeger tijden op het menu stond. Als alle gezeefde laagjes uitgezocht zijn, kan er gekeken worden naar de exacte samenstelling van de laagjes en zal er mogelijk meer duidelijk worden over de functie van de put. Was dit een afvalput van een huishouden waar voornamelijk vis gegeten werd, of is hier sprake van het afval van een lokale visverwerker?