De vondst van diverse theepotjes in een laat 18de eeuws beerputje op een achtererf van de Veemarktstraat geeft een goed beeld van de razendsnelle ontwikkeling van met name de Engelse aardewerkindustrie. In 70 jaar tijd verandert het ambachtelijke potterbakkersbedrijf in een omvangrijke ceramiekindustrie.
De vondst rond 1710 van een nieuw soort klei, de kaoline aarde, in Devon en Dorset maakte het mogelijk om flinterdun schotelgoed te vervaardigen dat onder veel hogere temperaturen kon worden gebakken. Men ging experimenteerde met glazuren en toevoegingen aan de klei om deze te kleuren. Uiteindelijk werd het schotelgoed niet meer handbeschilderd maar met een bijzondere druktechniek van een decoratie voorzien. Doordat er met persen en vormen werd gewerkt was het mogelijk om zeer ingewikkelde decoraties in de klei te drukken.