K.A.H.W. Leenders
Een nieuwe kijk op oude donken
In 2017 verscheen in Gent bij de Koninklijke Akademie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde een omvangrijke en diepgravende studie van de Antwerpse naamkundige Josef van Loon, getiteld “Lo, Donk, Horst. Taalkunde als sleutel tot de vroege middeleeuwen”, waarin ondermeer de veldnaam donk uitvoerig behandeld werd. In en om Breda komen heel veel donk-namen voor, zoals Gageldonk en Daasdonk. Dankzij het vele naamkundige werk van Christ Buiks worden die in de studie van Loon ook genoemd. Deze namen horen bij Breda vaak bij plaatsen waar de golvende zandondergrond door veen- of kleilagen heen prikt en een klein zand-eilandje opleverde. Dat is in de visie van Van Loon de gebruikelijke laatmiddeleeuwse agrarische toepassing van de term donk. In de zevende eeuw, zo laat hij zien, was een donk een kunstmatig aangelegde en versterkte hoogte in een waterrijk gebied, in gebruik als herenverblijf, klooster enzovoorts.
Donken bij Breda
Terug naar de donken bij Breda. Veel daarvan zijn goed gelokaliseerd en voldoen aan de laatmiddeleeuwse agrarische interpretatie. Bovendien zien we rond een donk soms een groep van verwante namen. Zo is de eigenlijke Rooskensdonk een zandkop aan de Mark (ten noorden van de rioolwaterzuiveringsinstallatie Nieuwveer), maar heel het blok beemden daaromheen werd ook Rooskensdonk genoemd. De zandkop werd daarom het Rooskensdonks Bergske genoemd en het boompje dat daar tot 1970 op stond heette het Rooskensdonks Boomke.