Tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog deed op voorstel van de dienst Openbare Werken de zogenaamde thematische straatnaamgeving zijn intrede in Breda. Straten werden genoemd naar bloemen, bomen, vogels enzovoorts. Er moesten binnen korte tijd heel veel straten van een naam worden voorzien. Bovendien had men in deze tijd nog de illusie dat elke Bredanaar elke straat in Breda zou moeten kunnen vinden. Later ging men op voorstel van burgemeester Van Sonsbeeck ook straten noemen naar schilders, zeehelden en dichters. Het zeeheldenkwartier riep het glorierijke Hollandse verleden in herinnering.
De laatste maal dat thematische straatnaamgeving op grote schaal is toegepast is in Geeren-Zuid en -Noord in 1961, waar de straten genoemd werden naar Nederlandse en Belgische architecten. Thematische straatnaamgeving werd in deze tijd al beschouwd als saai en troosteloos.
Natievorming
In 1937 kreeg, op voorstel van de directeur Openbare Werken, de Michiel de Ruyterstraat zijn naam. Hiermee gaf hij de aanzet tot een zeeheldenbuurt. Verschillende steden in Nederland kregen in de negentiende en twintigste eeuw een zogenaamde zeeheldenbuurt, een buurt waar de straten genoemd waren naar gezagvoerders ter zee in de Gouden Eeuw van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Deze zeeheldenbuurten worden algemeen beschouwd als een onderdeel van de Nederlandse natievorming. Dit is het proces waarbij de culturele identiteiten van verschillende gemeenschappen in een staat steeds meer op elkaar gaan lijken en de onderlinge verbondenheid steeds groter wordt. Overheden hebben daarbij een actieve rol in het bevorderen van een nationale identiteit. Terwijl daarmee de sociale cohesie bevorderd kan worden, kan het tegelijkertijd leiden tot uitsluiting van groepen die niet worden beschouwd als leden van de natie en soms ook extreem nationalisme.