Wederopbouw
Claudius Prinsen is de man van de wederopbouw in Breda. De woningnood was na de oorlog het grootste probleem in Nederland. Hij oefende persoonlijk invloed uit op de planontwikkeling van Breda en de stedenbouwkundige vormgeving. Hij hechtte veel waarde aan stedenbouwkundige en esthetische kwaliteit en schakelde een aantal landelijk hoog aangeschreven adviseurs in voor Breda zoals Pieter Verhagen, M.J. Granpré Molière, Frits Peutz, Jan Bijhouwer en J. Kuiper.
Prinsen was de drijvende kracht achter de bouw van de Heuvel vanaf 1948 door Verhagen, Granpré Molière en Peutz. Bij zijn overlijden waren plannen voor Boeimeer, Brabantpark en het industrieterrein de Krochten in een vergevorderd stadium van voorbereiding. Op zijn initiatief kwam ook het sanatorium de Klokkenberg, een katholiek sanatorium ter behandeling van tuberculosepatiënten uit heel Noord-Brabant, tot stand aan de Galderseweg (1950-1954). Claudius Prinsen betrok de bekende Wageningse landschapsarchitect professor Bijhouwer bij de inrichting van het terrein rond het sanatorium.
Ruggengraat van de stad
Op basis van de ideeën van Verhagen ontwierp ir. W. Groenevelt van Openbare Werken in 1950 een ‘verkeersschema’ voor de stad. Volgens dit schema werden de tegenwoordige Graaf Hendrik III-laan, de Dr. Struyckenstraat, de Keizerstraat en de Claudius Prinsenlaan gerealiseerd. Rond de binnenstad werd een cityring geprojecteerd. Tot ver in de jaren zestig vormde dit de onderbouwing voor een aantal doorbraken en ingrepen in de binnenstad. Dit schema vormt nog steeds de ruggengraat van een groot deel van de stad.
Gezien de prominente rol die de burgemeester Claudius Prinsen had gespeeld bij het verwerven van de gronden voor een nieuwe verbinding over het Chasséveld naar het oosten van de stad besloot de gemeenteraad kort na zijn dood die weg naar hem te vernoemen.
Breda Oranjestad 1952
In de zomer van 1952 werd uitbundig gevierd dat Breda zevenhonderd jaar stadsrechten had en al heel lang een nauwe band had met het Oranjehuis. Hoewel hij de feesten zelf niet meer heeft meegemaakt was Claudius Prinsen wel nauw betrokken bij de voorbereidingen. Doel van het feestprogramma was niet alleen de bevolking te amuseren, maar vooral ook Breda nationaal te profileren als aantrekkelijke toeristenstad en als bakermat van de band van Nederland met het Oranjehuis. De aanduiding ‘Breda Oranjestad’ werd in deze tijd geïntroduceerd.
Imposante begrafenisstoet
Op 17 maart 1952 stierf Prinsen aan een hartkwaal in de leeftijd van 56 jaar. Op 20 maart vond de uitvaartdienst plaats in de Sacramentskerk. Daarna ging een imposante begrafenisstoet van de kerk via het stadhuis naar de Haagse Markt, waarna de overledene in Roosendaal werd begraven. Duizenden Bredanaars stonden langs de route om hun overleden burgemeester een laatste groet te brengen. Bij zijn graf in Roosendaal werd enige tijd later een monument geplaatst dat was gemaakt door Mari Andriessen.
Literatuur
W. Klinkert, ‘Sporen van een oorlog, zorg om oud-strijders, oorlogsgraven en -monumenten in Breda, 1944-1964’, in Jaarboek de Oranjeboom XLVII (1994).
Gerard Otten, ‘Breda-Oranjestad 1952, ofwel hoe Breda het 750-jarig bestaan vierde’, in Archivaria, periodiek van het Stadsarchief Breda, nummer 6, juli 2001.
Gerard Otten, ‘Het Van Koolwijkpark (het voormalige Brabantpark) te Breda, Een generatieconflict in de stedenbouw’, in Jaarboek de Oranjeboom LXII (2009).
Gerard Otten, ‘De ambtsketen van de burgemeester van Breda’, in ErfgoedBrief Breda, nummer 28, april 2015. Zie http: //erfgoed.breda.nl/nieuws/de-ambtsketen-van-de-burgemeester-van-breda.
Peter van de Steenoven, ‘Burgemeester Claudius A. Prinsen, aanjager van de ruimtelijke expansie en modernisering van Breda begin jaren vijftig’, in Jaarboek de Oranjeboom LXVII (2014).