In de middeleeuwen bevonden zich her en der enkele lantaarns, bijvoorbeeld aan belangrijke gebouwen. Burgers die zich in het donker op straat waagden, waren verplicht een lantaarn te dragen, maar ze mochten géén wapens bij zich hebben. In 1675 werd in Breda de straatverlichting ingevoerd. Het stadsbestuur schafte lantaarns en houten lantaarnpalen aan, benoemde lantaarnopstekers en voerde een speciale belasting in, het lantaarngeld. ’s Zomers brandden de lantaarns niet, evenmin als ’s winters bij volle maan. Alleen bij bruggen brandde heel het jaar een lantaarn, zodat niemand het water in zou lopen. De lampen brandden op raapolie. Dit is de lantaarnpaal voor het Oudemannenhuis. In 1767 werden aan de nieuwe voorgevel van het stadhuis twee monumentale lantaarns aangebracht. In de negentiende eeuw werd olie gebruikt. In 1858 werd gasverlichting ingevoerd.
Straatverlichting
Ook interessant
Erfgoedweb is een initiatief van