Princenhage wordt zelfstandig

Gebieden
1261
996 996

De oorkonde uit 1261

In de dertiende eeuw behoorde Princenhage tot de zeer grote parochie Gilze. De abdij van Thorn had het recht om ook de pastoor van Gilze te benoemen. Verspreid over de parochie waren ten behoeve van de lokale bevolking kapellen of bijkerken gebouwd, zoals in Etten, Ginneken en Princenhage. In deze oorkonde uit 1261 wordt voor het eerst gesproken over pastoors in Etten, Ginneken en in Mertersem (Princenhage). In 1317 vermeldde de bisschop van Luik uitdrukkelijk dat Mertersem, Etten, Ginneken en Bavel als doopkerken met een eigen pastoor losgemaakt zijn van de moederkerk Gilze, en daarmee zelfstandige parochies vormden. In opdracht van de Brabantse hertog kregen deze dorpen in 1328 schepenbanken, een eigen instelling voor zowel bestuurlijke als rechterlijke zaken. Daarmee ontstond de heerlijkheid Princenhage en de gezamenlijke heerlijkheid Ginneken en Bavel.

Deel dit artikel

Nieuwsbrief

Ook interessant

Idee icoon

Mis je iets? Informatie onjuist? Ideeën?

Mail je reactie
Erfgoedweb is een initiatief van
gemeente Breda
chevron-up Scroll naar boven