Tijdens een grootschalige opgraving in 1985 en 1986 kon op het parkeerterrein op de hoek van de Vlaszak en de Boschstraat de laatmiddeleeuwse Gasthuiskapel met het omringende grafveld en het passantenverbljif de Beyerd opgegraven worden. Nadat het terrein jarenlang als parkeerplaats heeft gediend werd in 1987 het terrein bebouwd met een appartementencomplex en de (toenmalige) Artotheek.
De oudste fase van de kapel bestond uit eenvoudig Romaans zaalkerkje te dateren in de late 13e eeuw. Hieromheen ontstaat een begraafplaats die tot in de 18e eeuw nog in gebruik was. Een deel van die begraafplaats wordt vanaf begin 17e eeuw bebouwd met particuliere woonhuizen. Het passantenverblijf, de Beijerd, ontstaat in de 14e eeuw en evolueert tot pesthuis en dolhuis.
Opgraving Beijerd/Vlaszak 1985
Romeinse sporen
De oudste sporen die werden aangetroffen zijn uit de Romeinse tijd. Onder het 14/15e eeuwse passantenverblijf Beyerd werd een boomstamwaterput aangetroffen met import materiaal uit de 2e/3e eeuw. Opvallend is dat bij de vondsten uit een ten zuidoosten van deze vindplaats gelokaliseerd akkercomplex uitsluitend ijzertijd/ inheems Romeins aardewerk werd aangetroffen. Dit zou kunnen wijzen op de verschuiving van de bewoning in de Romeinse periode.
De oudste middeleeuwse sporen
De oudste sporen werden aangetroffen onder de Gasthuiskapel (doorsneden door het Romaanse koor) en oostelijk van de Beyerd en zijn rond 1200 te dateren. Het betreft paalsporen, lemen vloeren en een haardplaats. Ook enkele greppels bevatten 13e eeuwse vondsten en door hun afwijkende oriëntatie zullen deze behoord hebben tot, of de oudste fase van het Gasthuis, of, zoals eerder geschetst, tot een oudere bewoningsfase.
Gasthuiskapel
De Gasthuiskapel, waarvan de laatste resten dus in 1957 zijn gesloopt, wordt voor het eerst genoemd in 1294. Zij behield tot in de 17e eeuw haar religieuze functie. Daarna kende het gebouw diverse bestemmingen. Het koor werd in 1957 nog als atelierruimte gebruikt. Het schip en één transeptarm moeten dan nog in de omliggende bebouwing “ingepakt” zitten.
Tijdens het onderzoek zijn er vier bouwfasen fasen onderscheiden: van een houten zaalkerkje via een eenvoudig romaans zaalkerkje tot een laatgotische, 16e eeuwse kapel.
Fase 1
-Enkele paalsporen in de kapel wijzen op een houten gebouwtje, omringd door een cluster van begravingen. De vraag blijft of deze houtbouw tot kapel behoort of tot een oudere fase met de resten van een agrarische nederzetting. De oriëntatie wijkt af van de latere bakstenen kerk en zou gericht kunnen zijn op de oude toegangsweg tot de stad.
Fase 2
-Het houten kapelletje werd in de loop van de tijd vervangen door een klein zaalkerkje met een versmald rechthoekig koor. Met behulp van de gegevens van de proefsleuf uit 1958 kon de lengte van de kerk worden vastgesteld van ca. 23 meter. In het koor werden de funderingsresten van een altaar aangetroffen. Bij de sloopresten, uit deze fase, die op het terrein werden aangetroffen bevond zich een hoeveelheid pleisterwerk met gele en rode lijnen.
Fase 3
-Niet lang na de bouw wordt het koor verlengd met een driezijdige absis waarbij het altaar iets verder naar het oosten wordt verlegd
Fase 4
-Bij de verbouwing tot een laatgotische kapel worden er twee transepten toegevoegd en wordt het schip naar het westen verlengd. Deze verbouwing zou in het begin van de 16e eeuw hebben plaatsgevonden.
Beyerd
Onmiddellijk ten zuiden van de kapel werden de resten teruggevonden van het gastenverblijf. De oorsprong van het woord “Beyaard”is dan ook “een zaal in het gasthuis waar een vuur brand”. Men gaat er vanuit dat dit gebouw vanaf de stichting van het Gasthuis deel uitmaakte van het complex. In eerste instantie gaat het om een 14e eeuws, eenvoudig, zaalvormig gebouw met bakstenen poeren die verbonden waren door lage muurtjes. Hierop zal een houtskelet gerust hebben. Centraal in het gebouw lag een grote haardplaats van leem, afgezet met bakstenen. In de 15e eeuw wordt de Beyerd volledig herbouwd en vergroot. De haardplaats bestaat nu volledig uit baksteen. Het gebouw lijkt nu ook te worden opgedeeld in kleinere vertrekken.
Grafveld
Bij de Gasthuiskapel lag een uitgebreide begraafplaats. Er werden skeletten van meer dan 600 individuen geborgen. De begrenzing van het grafveld kon ten dele worden vastgesteld. In het noorden is uiteindelijk de Boschstraat de begrenzing, waarbij de begraafplaats in de late 16 eeuw wordt uitgebreid door het dempen van de laatmiddeleeuwse gracht, die van oorsprong de noordelijke grens van het Gasthuiscomplex en begraafplaats vormde. Vermoedelijk werd daarna de begraafplaats door een muur van de Boschstraat afgescheiden. In dit nieuwe gedeelte van het kerkhof werden opvallend veel pas geboren kinderen begraven, enkele keren bij of tussen de benen van een skelet van een volwassen persoon. Tot 1391 vormt de verbindingsweg tussen het klooster St. Catharinadal en de Boschstraat de westelijke begrenzing. Later vormde de Beyerdstraat de grens. Aan de zuidzijde zal in eerste instantie een grachtje de grens gevormd hebben. Na demping van deze gracht wordt daar de 15e eeuwse Beijerd opgebouwd en vormt dit gebouw de zuidelijke begrenzing.Aan de oostzijde werd door de aanwezigheid van het Gasthuis met de bijgebouwen de begrenzing niet duidelijk. In 2006 kon de begrenzing wel vastgesteld worden met de aanwezigheid van een muurrestant. De begraafplaats had minimaal een omvang van 40 x 45 meter en was maximaal 50 x 55 meter. De oudste kern bevond zich in het schip van de Romaanse kapel.
Jongere bebouwing
Reeds in 1618 werd de noordzijde van de begraafplaats verkaveld t.b.v. bebouwing aan de Boschstraat. Hiervan werden de resten teruggevonden waaronder een beerput met bijzondere laat 18e en 19e eeuwse vondsten. Aan de hand van uitgebreid archiefonderzoek is een reconstructietekening van deze verkaveling gemaakt. Die liep door vóór het Oude Gasthuis langs. met andere woorden het 16e eeuwse of vroegere Gasthuis stond niet pal aan de Boschstraat.
In 1988 werd bij de aanleg van de bouwput voor het appartementencomplex tussen de Pasbaan en de Vlaszak een brede gracht waargenomen. Deze gracht heeft eeuwenlang het Gasthuiscomplex aan de zuidzijde afgesloten. Nu is het inzicht gegroeid dat deze gracht wel de begrenzing vormde maar niet als omgrachting van het terrein diende. Naar analogie van andere doorgaande straten in het middeleeuwse centrum lijkt deze brede sloot de percelen tot ver in de Boschstraat aan de zuidzijde te begrenzen en misschien voor scheepvaart bereikbaar te maken. Vermoedelijk is bij de aanleg van de nieuwe vestingwerken, na 1530, die niet ver achter de Boschstraat lagen deze sloot gedempt en is het gebied heringericht. Daarbij is het gedeelte achter het Gasthuiscomplex als relict tot in de 19e eeuw intact gebleven.
De vondsten
De belangrijkste vondsten tijdens dit onderzoek kwamen uit een aantal beerputten van de huizen die vanaf de vroege 17e eeuw langs de Boschstraat zijn gebouwd (dus op het kerkhof). Het betreft 18 en 19e eeuwse vondsten met een grote diversiteit in aardewerk en glas objecten. Vondsten die direct aan het Gasthuis te koppelen waren zijn in de minderheid. Niet verwonderlijk gezien de indeling van het gehele terrein. Het afval werd immers niet de begraafplaats gedumpt. Wel werden er vondsten in de divers grachtjes gevonden en in wat afvalkuiltjes rond de Beijerd. In 2006 werden wel grote hoeveelheden afval gevonden achter het Gasthuis . Het lijkt erop dat in ieder geval vanaf de vijftiende eeuw de dump van huishoudelijk afval en kapot gebruiksgoed geconcentreerd was op één bepaalde plek.