De Karrestraat is een belangrijke winkelstraat in het hart van Breda. De Ginnekenstraat, Eindstraat, Karrestraat Torenstraat en Vismarktstraat moeten dateren uit de twaalfde eeuw. Men veronderstelt algemeen dat deze straten onderdeel uitmaakten van de prestedelijke nederzetting als ontsluitingsroute vanuit het zuiden. Deze straten vormen dus de oudste generatie straten in het centrum. De Karrestraat en de Sint Janstraat zijn typisch voorbeelden van straten die in een latere periode gedegradeerd zijn. Na de aanleg van de markten vormden zij de achterzijde van respectievelijk de Grote Markt en de Veemarkt.
Spelling
De straat wordt voor het eerst genoemd in het cijnsregister van de Tafel van de Heilige Geest uit 1415 als Kersstrate. In diverse bronnen wordt de naam van deze straat op alle mogelijke manieren gespeld: Kerstraat (1422 en 1436), Karstrate (1495 en 1558), Kersstraet (1578), Carstraat (1590), Caerstraat (1597), Kaerstraat (1621) en de Keerstraat (1643). In de pondboeken van 1644 wordt hij de Karstraat en Karrestraat genoemd.
Keerzijde of achterzijde
Het grote aantal verschillende spellingen maakt het zoeken naar een naamsverklaring niet eenvoudig. Het is uiterst onwaarschijnlijk dat hier karren werden neergezet. De Karrestraat is de smalste straat in de omgeving. Ook het verband Kerkstraat – Kerstraat wordt door de meeste onderzoekers uitgesloten. We kunnen denken aan ‘keer’ of keerzijde, de achterzijde, omdat de straat aan de achterzijde van de huizen aan de Grote Markt lag.
Wolkaarders of kaardenmakers
We kunnen ook denken aan ‘kaar’, dat is middeleeuws voor kaarde of wolkaarde. Er zouden dan wolkaarders of kaardenmakers in de straat gewoond hebben.
Kaardenbollen
Het is ook mogelijk dat hier in de voorstedelijke tijd kaardenbollen groeiden. De Nederlandstalige naam ‘kaarde' is afgeleid van het Latijnse 'carduus' dat distel betekent. De kaardenbol werd nooit gebruikt voor het kaarden van wol of vlas. De kaardenbol (echte weverskaarde) werd en wordt nog gebruikt om gevolde stoffen te ruwen (lakense stof en dergelijke). Dit ruwen wordt ook kaarden genoemd.
Teenwilgen
Muntjewerff en Gerritsen denken dat met ‘ker’, ‘kar’ of ‘kaar’ een teenwilgensoort bedoeld is, dezelfde ‘kaar’ als in Kaarschot bij Rijsbergen. Een kaar kan ook een korf of viskorf van wilgentenen zijn. De Mosselkreek liep tot aan de Karrestraat en het is goed mogelijk dat hier viskorven lagen. Er stonden in ieder geval wilgen aan de waterkant. Men zou ook kunnen denken aan keren of waterkering. De Karrestraat zou dan een waterkering van de Mosselkreek geweest kunnen zijn.